Bloedbank Sanquin heeft een test ontwikkeld om de D-bloedgroep bij het ongeboren kind te bepalen, zodat deze in combinatie met die van de moeder niet leidt tot de rhesusziekte. Zwangeren die geen D-bloedgroep negatief hebben met een foetus die dat wel heeft, maken soms ongewild antistoffen aan wanneer hun bloed in aanraking komt met dat van het kind. Meestal gebeurt dit tijdens de bevalling. Dit meldt Sanquin.
Dat is niet per se risicovol voor het kindje dat op dat moment ter wereld komt, maar kan bij een volgende zwangerschap wel leiden tot de rhesusziekte. “Bij rhesuziekte breken de antistoffen van de moeder de rode bloedcellen van de baby af. Door die afbraak krijgt de baby ernstige bloedarmoede en ook geelzucht. Dat kan heel schadelijke gevolgen hebben”, legt onderzoeker en hoogleraar immunohematologie Masja de Haas uit. Het is belangrijk dat de baby dan snel behandeld wordt, anders komt hij of zij met beperkingen ter wereld ofvroegtijdig te overlijden.
Anti-D-prik
Maar er is een oplossing: de anti-D-prik. Die is voor moeders met bloedgroep D-negatief en voorkomt dat zij antistoffen aanmaken. Zij krijgen die prik in de week 30 van de zwangerschap en nogmaals vlak na de bevalling. De injectie bevat een kleine hoeveelheid antistoffen tegen de D-bloedgroep en maken het kindje niet ziek, omdat het lichaam zelf geen gevaarlijke antistoffen aanmaakt.
Omdat jarenlang alle zwangere vrouwen met bloedgroep D-negatief de anti-D-prik kregen, heeft Sanquin een bloedtest ontwikkeld die bepaalt wat de bloedgroep van de ongeboren baby is. Het is namelijk niet nodig om vrouwen die geen risico op rhesusziekte lopen, de injectie te geven als hun kindje ook D-negatief is. Daarnaast is het zonde van het schaarse donorbloed dat hiervoor wordt gebruikt.
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky