Oké, het gaat niet goed met me. Stemmen, vreemde nare gedachten en angsten gierden door mijn hoofd. Mijn stemmen waren gevuld met somberheid. Ze boden me adviezen aan. Adviezen om helemaal met het leven te stoppen. Voorgoed. Definitief. Door die stemmen werden mijn gedachten ook somber en negatief. Deed ik er wel goed aan om door te leven? Ik wist het antwoord niet. Natuurlijk wilde ik dolgraag door. Alleen al voor mijn familie en vrienden, maar ik twijfelde toch. En ik werd bang. Angstig zelfs. Vooral op straat als ik onderweg was. Bang dat wildvreemde mensen me iets aan wilde doen. Hierdoor vertoonde ik vluchtgedrag. Ik wilde weg.
Waar ik ook was, ik wilde weer verder. Plekken die me vertrouwd en veilig gevoel gaven waren dat niet meer. Mijn huis, bij mijn ouders en op de hockeyclub? Ze waren niet meer veilig. Het ging niet meer. De wekelijkse sessies met de verpleegkundige werkten niet meer helend. Het was op. Weg. Naar mijn werk ging ik al niet meer. Te gevaarlijk. Die afstand helemaal naar Groningen in een vreemd geel voertuig? Ik vond het te eng.
Op een gegeven moment ging het gewoon niet meer. Iedereen kon het ook zien viel me op. Niet alleen vertrouwenspersonen die te pas en te onpas vragen hoe het gaat. Maar ook wildvreemde mensen konden het zien. Ik was niet op mijn gemak. Schrijven deed ik niet meer. Vergaderingen van de klankbordgroep konden me gestolen worden. Ik voelde me opgejaagd. Er werd door iets jacht op me gemaakt. Het mocht niet goed gaan. Ik was toe aan ellende. Iets negatiefs.
Om mijzelf te beschermen liet ik me opnemen. Terug naar de kliniek. Mijn ouders bleven maar vragen hoe het met me ging. Tot vervelens toe. Het ging niet goed met me, maar wat er was wist ik ook niet. Een psychose? Misschien. Ik weet eigenlijk niet wanneer ik in een psychose verkeer. Ik kan het ook niet terug redeneren. Nee. Dat kan ik niet. Het zou best kunnen hoor een psychose. Als ik dan toch moest gokken, was deze situatie waarin ik verkeerde het dichtstbij een psychose.
Er was geen weg meer terug. Mijn ouders zagen de worsteling en grepen in. Ze belde naar de crisislijn van de GGZ. Vragen en antwoorden vlogen door de ruimte. Het ging niet goed en het moest beter gaan! Anders? Anders stond ik niet meer voor me zelf in. Hoe erg dat ook voor mij was. Ik wilde niet dood, maar zo wilde ik het ook niet. Op de vraag wat ik wilde moest ik het antwoord schuldig blijven. Op de vraag of ik opgenomen wilde worden. Antwoordde ik volmondig: “Ja, in Assen!”Ik zou dus worden opgenomen. Niet in Assen maar in Hoogeveen. Oké dacht ik ook goed. Ik ging eindelijk naar een plek waar het echt veilig was!
© Nationale Zorggids / Nicolai van Doorn
De columns van Nicolai zijn gebundeld in het boek 'Oscar'. Meer weten over Nicolai of het boek bestellen? Ga dan naar http://www.nicolaivandoorn.nl