Mijn moeder vond het verschrikkelijk dat ik op vrouwen viel. Ik vertelde het haar op mijn zestiende. We hadden er vreselijke ruzies over die steeds terugkwamen. Ze had altijd gezegd: "Mar, je moet je niets aantrekken van wat anderen vinden en je eigen leven leven." Dit ging haar te ver. Het was haar wezensvreemd. Ze kraakte mijn vriendinnen zo af dat ik mijn best moest doen om daar niet in mee te gaan. "Wat heeft ze een raar nekkie" en dan zag ik het ook ineens, hoe groot mijn verliefdheid ook was.
Door Marja Ruijterman
Na acht jaar schreef ze er een gedicht over. Er werd een moeder dochteravond georganiseerd door het COC en ja hoor ze ging mee. Mijn vader ook want ze gingen overal samen naar toe maar hij mocht niet naar binnen. Het was hartje Amsterdam, mijn vader ging nooit naar café's en hij heeft de hele avond op de gang zitten wachten. Mijn moeder had ook hier het hoogste woord en begon haar gedicht voor te lezen. Ik schaamde me dood en verstopte me onder de bar. Iedereen vond het prachtig en ze kreeg applaus. Daarna gingen we dansen. Een vrouw stapte op mijn moeder af en vroeg haar ten dans. "Oh God", (toen nog niet bewust met God bezig maar riep hem wel aan van de zenuwen), "nou zul je het hebben."
Mijn moeder stond op, keek naar me met een blik van: ik laat me niet kennen en danste een quickstep met de vrouw al worstelend wie hier de leiding nam. Die liet ze zich niet uit handen nemen en de vrouw ook niet. Mijn moeder en ik raakten aardig teut en het werd steeds gezelliger. Toen het afgelopen was kwamen we de hal in en daar zat mijn vader trouw te wachten. Samen liepen ze naar de tram. Realiseer me nu dat ik 'm niet eens een drankje ben komen brengen.
Het gedicht werd in het COC-krantje geplaatst. Ik was het kwijt maar iemand heeft het opgeduikeld tot mijn grote verrassing. Toen vond ik het vreselijk maar nu ben ik zo trots op haar.
“Ma, ik ben lesbisch”, zegt je kind.
Je komt terecht in een labyrint.
Je kind heeft dat jaren opgepot.
De homofielen hebben zich altijd verstopt.
Anno 1972 werd daar nooit over gesproken,
daarom voel je je op dat moment gebroken
als je kind zegt: "Ik ben homofiel"
word je getroffen in je ziel.
Later jaren ga je begrijpen
als je verdriet wat gaat bezwijken
dat je kind heeft moeten vechten
voor haar gevoelens en haar rechten
en dat je kind helpt meevechten
voor een anders kind haar rechten.
Zodat een ander niet hoeft te vechten
en rustig kan zeggen met hun ziel:
“Ma en pa ik ben homofiel”.
Want je leert je kind om eerlijk te zijn
en als ze eerlijk toegeven aan hun gevoelens dan doet het je als ouders pijn.
Dat is toch te gek om los te lopen.
En daarom is het in de toekomst te hopen
dat mensen zich niet meer hoeven te verstoppen
en hun gevoelens op te kroppen.
En dat alle homofielen vechten voor hun rechten.
Dat in het jaar 2000
een ouder niet ontluistert als een kind zegt: "Ik ben homofiel"
de ouders dan blij kunnen zijn in hun ziel.
Mevrouw Ruijterman
© Nationale Zorggids / Marja Ruijterman