Marja Ruijterman tijdens haar voorstelling Soulstory, foto: Pictures by Gaab Fotografie / Gaab van Hall
Mijn vader werkte zo'n dertig jaar lang bij een meubel-stoffeerderij in de Pijp in Amsterdam. Ben er eens langs gegaan en zag een kleine stoffige ruimte waarin een aantal medewerkers, gezeten tussen stapels kussens met allerlei pluizig materiaal zaten te stofferen. Mijn vader was nooit ziek en ondanks soms zware hoofdpijn
opgelopen door een schedelbasisfractuur in de oorlog, werkte hij door. 

Door Marja Ruijterman

Jarenlang werkte hij voor het minimumloon. Mijn ouders waren er tevreden mee: "Wij zijn rijk van binnen!" zei mijn moeder altijd. zei mijn moeder altijd. Ooit wilde de baas een chef ontslaan om mijn vader zijn plaats te geven. Hij kwam bij ons thuis langs om het voor te stellen. Mijn moeder zei bits: "Wij gaan niet over lijken!" En zo bleef mijn vader met hetzelfde salaris doorwerken.
 
Tot hij op zijn drieënzestigste zwarte vlekken voor zijn ogen kreeg. Zijn netvliezen raakten los, volgens de artsen kwam dat door de zware lijm waarmee zonder oogbescherming gewerkt werd. Hij kon niet naar zijn werk, Van zijn werkgever hoorde hij niets, ontving geen bezoek ook geen kaartje en zijn baas hield zelfs de
helft van zijn loon in omdat hij niet kwam werken. Mijn vader was zo geschokt dat hij geen woord meer sprak en het was toch al geen prater. Mijn moeder, die zich normaal niet zo snel van de sokken liet blazen was zelfs stil gevallen. Ik was woedend, schakelde een advocaat in en die zorgde ervoor dat hij zijn salaris weer volledig kreeg uitbetaald. Ik nam contact op met mijn vaders huisarts en door haar bemiddeling hoefde hij niet meer naar zijn werk. Hij werd afgekeurd. Vanaf die tijd was hij vrij tot hij vorig jaar op zijn vijfennegentigste stierf.
 
Al die jarenlang droomde hij 's nachts dat hij aan het stofferen was en zelfs het laatste jaar zat hij af en toe op zijn draaistoel te suffen en droomde dat hij zijn naald liet vallen. Hij vond zich zelf al graaiend met zijn handen over de grond, terwijl hij al nagenoeg blind was. Hij moest er zelf om lachen. Ik vond het altijd wat sneu dat hij nooit van zijn werk afkwam en dat hij al die jaren voor een schijntje in zo'n stoffige ruimte had gewerkt.

Tijdens de laatste gesprekken die ik met mijn vader voerde voor hij stierf vroeg ik hem: “Wat zijn de mooiste momenten in uw leven geweest?” En wat denk je? Was het met mijn moeder? Of met mij tijdens uitjes? Nee hoor, dit was zijn antwoord: "Mijn werk! Daar heb ik zo van genoten."
Zo zie je maar weer: wat ik dacht dat hij voelde bleek alleen maar mijn idee te zijn.
 
© Nationale Zorggids / Marja Ruijterman