Met prikkende ogen van de vermoeidheid neem ik twee weken na de bevalling een slok van mijn cappuccino. ’Fijn hè?’ zegt mijn vrouw naast mij. 'Even alleen met z’n tweeën, even aandacht voor elkaar’. Na twee weken slaapgebrek, hoofdpijn, veel bezoek, en heel veel lieve baby, vonden we het tijd voor een lunch buiten de deur. In onze favoriete lunchtent bestelden we die ene goddelijke clubsandwich. Verse jus. Straks een taartje na. Uit de speakers klinkt zacht baby-gehuil. 'Wat?! Hoorde jij dat ook?! Ja!' Verschrikt kijken we elkaar aan. 'Dit is niet echt!’
Klopt. Het was niet echt. Maar we hoorden het wel echt. Zou het toch een bijzondere lunchtent zijn, zo met zacht baby-gehuil op de achtergrond. Nee, daarna hoorden we het goed; de vriendelijke bediende had net Miles Davis opgezet.
Ik dacht dat ik gek werd. Dit is het dus, dacht ik. Zo kan je dus psychotisch worden. Weinig slapen, indringende verandering in je leven en een hele sterke focus op in mijn geval gehuil. Geen idee of het echt zo werkt, maar voor mij was het weer helder: niet alleen patiënten zijn psychotisch. Ook normale mensen. Of wacht; patiënten zijn natuurlijk normale mensen. Patiënten zijn geen 'psychoten’. Patiënten zijn papa’s, mama’s, vrienden, buren of die vriendelijke bediende van zojuist.
Na een uurtje waren we al weer thuis. 'Toch een gek gevoel hè om hem achter te laten bij de buurvrouw?’ Ik besloot nog even wat te luisteren van Miles Davis. Wat een held was die man. Volume harder. Snerpende saxofoon door de huiskamer. Heerlijk dit! 'Wacht eens, doe eens zachter.’ Pauze. 'Ja, hij huilt. Echt.'
© Nationale Zorggids / Erwin van Huigenbosch
Wat een clichéverhaal zeg, bah.
en zo krijg je dan een huilbabay als hij het nog niet is