Medewerkers in de jeugdzorg vinden het vaak nog lastig om homo- en biseksualiteit bespreekbaar te maken. Zij missen de kennis om jongeren, die worstelen met hun seksualiteit, goed te kunnen begeleiden. Dit blijkt uit een onderzoek van studenten Sociaal Pedagogisch Hulpverlening van de Hogeschool Utrecht.
In opdracht van onderzoeksbureau Movisie interviewden de studenten verschillende jeugdzorgmedewerkers over het omgaan met seksuele diversiteit. Uit hun rapport 'Het gaat niet over seks' blijkt dat veel jeugdzorgmedewerkers bij een homovriendelijk klimaat denken aan seksuele voorlichting of beleidsregels. 'Respectvol met elkaar omgaan heeft eigenlijk weinig met seks te maken', zegt een van de studenten. 'Het gaat over ruimte voor verschillen en jezelf niet anders voor te hoeven doen dan je bent.'
In de praktijk vinden veel medewerkers het nog moeilijk die ruimte te creëren. Dat speelt vooral in de residentiële jeugdzorg. Bij vervelende opmerkingen van jongeren over homo- of biseksuelen grijpen de medewerkers wel in, maar het wordt anders wanneer jongeren zelf uiting geven aan hun seksuele identiteit. Zo vertelt een medewerker dat een jongen op de groep geen hakken mocht dragen omdat dit als provocerend gedrag werd opgevat.
De meeste jeugdzorgmedewerkers vinden dat seksuele diversiteit iets is waar je 'normaal' over moet doen. De keerzijde hiervan is dat ze het soms niet nodig vinden over het onderwerp te praten. Een ander deel van de medewerkers zoekt juist manieren om het thema luchtig maar toch duidelijk bespreekbaar te maken.
Het ministerie van Volksgezondheid heeft Movisie en het Nederlands Jeugdinstituut opdracht gegeven vervolgonderzoek uit te voeren naar de bespreekbaarheid van homoseksualiteit en transseksualiteit in de jeugdzorg. Het rapport van de Utrechtse studenten is, met bijbehorend diversiteitsspel, gratis te downloaden via movisie.nl/LHBT-emancipatie.
© Nationale Zorggids