Een groot deel van de hartafwijkingen bij een ongeboren baby wordt niet gezien bij het maken van een echo. Dat blijkt uit een Zweeds onderzoek naar het opsporen van aangeboren hartafwijkingen bij ongeboren baby's. Slechts 37 procent van de ernstige hartafwijkingen wordt gevonden tijdens de tweede echo, die rond de 20e week plaatsvindt. Dat meldt Babyopkomst.
Zwangeren krijgen standaard twee echo's aangeboden. Na twaalf weken zwangerschap wordt een echo gemaakt om de precieze zwangerschapsduur vast te stellen en om bijvoorbeeld te zien of het om een of meer baby's gaat. De tweede echo bij twintig weken zwangerschap is bedoeld voor het opsporen van afwijkingen. Tijdens deze echo worden alle organen van de foetus nagekeken.
Bij de eerste echo worden meestal geen hartafwijkingen gevonden omdat de vrucht nog te klein is. Uit het Zweedse onderzoek komt naar voren dat tijdens de tweede echo slechts 37 procent van de ernstige hartafwijkingen opgespoord wordt. Onderzoeker Eric Hildebrandt van het Linköping University Hospital vindt het een zorgelijke uitkomst. 'Kinderen met ernstige hartafwijkingen moeten speciale zorg krijgen direct na de geboorte. Soms moeten ze direct geopereerd worden. Daarom zouden deze kinderen in een gespecialiseerd ziekenhuis geboren moeten worden.'
Overgewicht bij de moeder wordt als een van de redenen gegeven waarom er zo veel hartafwijkingen wordt gemist. Een laag vet op de buik van een zwangere kan zorgen voor een minder goed beeld op de echo. Hildebrandt adviseert om bij het opsporen van hartafwijkingen een doppler echo te maken, waarmee de bloedstroom en eventuele afwijkingen in het hartje beter zichtbaar worden. Ook de combinatietest zou volgens de onderzoeker vaker gebruikt kunnen worden om het risico op een hartafwijking te bepalen.
© Nationale Zorggids