De gespecialiseerde ondersteunende zorg moet jaarlijks bijna 6000 opleidingsplekken gaan tellen, 63 procent meer dan in 2016 al werd aangeraden. Dat staat in een nieuw advies van het Capaciteitsorgaan voor de zorg. Het gaat hier niet om algemeen verpleegkundigen, maar werknemers met nog extra vaardigheden. In 2017 waren er nog geen 2800 instromers. De zorg komt er steeds meer tekort.
De grootste absolute verschillen tussen vraag en aanbod doen zich op dit moment voor bij de ic-verpleegkundigen, operatieassistenten, verpleegkundigen spoedeisende hulp, ambulancemedewerkers, anesthesiemedewerkers en kinderverpleegkundigen.
Verhoudingsgewijs zitten de grootste tekorten bij de kinderoncologieverpleegkundigen, ic-kinderverpleegkundigen, ic-neonatologieverpleegkundigen, verpleegkundigen spoedeisende hulp en klinisch perfusionisten (deskundigen die het bloed omleiden bij een ingreep aan hart of longen).
Animo
Volgens een woordvoerder van het orgaan zit het probleem vooral bij het tekort aan opleiders. Mensen die collega's les willen geven, kunnen op die momenten hun eigenlijk werk weer niet doen. Ziekenhuizen kunnen proberen hun mensen langer vast te houden of meer te laten werken, dat zou al helpen, aldus de zegsman. Aan animo van mensen in de zorg voor opleidingen ontbreekt het volgens hem niet. Deskundigen bij elkaar wegkopen, is volgens hem echt niet de oplossing, benadrukt hij.
Zorgminister Bruno Bruins wil voor het einde van het jaar met de ziekenhuizen in gesprek over een "verantwoord groeimodel voor het medisch-ondersteunend personeel en de gespecialiseerde verpleegkundigen die jaarlijks in opleiding kunnen gaan".
Door: ANP