Als het aan de Tweede Kamer ligt komt er een einde aan de aanbesteding van jeugdzorg, maar volgens experts is dit helemaal niet nodig omdat aanbesteden nu al niet verplicht is. Gemeenten hebben genoeg alternatieven, aldus onderzoeker Niels Uenk en consultant Tim Robbe. Ook is aanbesteding als inkoopinstrument vaak niet het probleem. Dit meldt Binnenlands Bestuur.
Een meerderheid van de Tweede Kamer is voor het afschaffen van aanbesteding van jeugdzorg en inkoop van specialistische jeugdzorg via open house-constructies. In april werd een motie die hiertoe oproept aangenomen. Partijen die voor afschaffing zijn, vinden dat aanbesteding onwenselijke concurrentie in de hand werkt, de tarieven opdrijft en de komst van commerciële jeugdzorgaanbieders vergemakkelijkt. Volgens motie-initiatiefneemster Sarah Dobbe van de SP leidt het aanbesteden van jeugdzorg tot een race naar beneden. “De zorg is geen markt, en zeker de jeugdzorg niet. Het maakt de zorg duurder en slechter”, aldus Dobbe.
Genoeg alternatieven voor inkoop van jeugdzorg
Volgens onderzoeker Niels Uenk en consultant Tim Robbe is het afschaffen van aanbesteden helemaal niet nodig, omdat gemeenten genoeg alternatieven hebben en de werkwijze nu al vrijwillig is. Desondanks kiezen de meeste gemeenten wel voor om jeugdzorg aan te besteden of met open house-constructies te werken. Ongeveer 95 procent van de gemeenten werkt met een van deze methodes. “En voor de duidelijkheid: bij open house is geen sprake van aanbesteden. Het element van competitie om een contract is afwezig, want gemeenten contracteren alleen aanbieders die aan de eisen voldoen”, legt Uenk uit. Wat minder vaak voorkomt is dat gemeenten jeugdzorgaanbieders subsidiëren, net als zorg in eigen beheer. Maar weinig gemeentes kiezen hiervoor.
Geen echte prijsconcurrentie
Overigens is er volgens Uenk bijna geen ‘race naar beneden’, omdat er niet een echte prijsconcurrentie plaatsvindt. Bijna 100 procent van de gemeenten heeft zelf controle over de tarieven, wat betekent dat aanbieders op deze standaardprijzen mogen inschrijven. Dat is niet voor iedereen even winstgevend, maar geen race naar de bodem, aldus Uenk en Robbe. Ook zouden gemeenten de kwaliteit van zorg belangrijker vinden dan het prijskaartje. Zij kiezen bijna nooit voor de goedkoopste jeugdzorgaanbieder, ook niet als het om specialistische jeugdzorg gaat. Robbe stelt dat het wel kan misgaan als een gemeente aanbesteedt op een te lage prijs, maar dat komt niet per se door het inkoopinstrument zelf.
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky