Een Utrechtse basisschool die een jongen met het syndroom van Down van school stuurde, discrimineerde hiermee niet. Dit is het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens dat het College gisteren naar buiten bracht.
De zaak draait om Kubo, een 13-jarige jongen met downsyndroom, die acht jaar lang leerling was op een Utrechtse basisschool. De basisschool zegt dat in groep 6 sprake was van een achteruitgang in de ontwikkeling van de jongen, dat leidde tot ongewenst gedrag. Volgens de basisschool kon de school niet langer tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van de jongen. Na diverse pogingen tot aanpassingen besloot de school hem uiteindelijk via een verwijderingsprocedure weg te sturen.
Zijn ouders zeggen dat de school niet, althans onvolledig, de aanpassingen verrichtte die hun zoon nodig had. Zij wijzen daarbij op internationale ontwikkelingen die volgens hun zouden moeten leiden tot een zwaardere inspanningsplicht om de jongen zich te laten ontwikkelen in het reguliere onderwijs.
Het College is van mening dat de school de jongen acht jaar lang “intensief” heeft begeleid. Ook schakelde de school “externe deskundigheid” in. “Verdergaande of langduriger aanpassingen konden van de school niet worden gevraagd. Daarom discrimineerde de school de jongen niet bij het verrichten van aanpassingen,” aldus het College.
Door: Redactie Nationale Zorggids