Bijna zeventig procent van de patiënten die een stamceltransplantatie ondergaan hebben cognitieve of emotionele klachten, maar er is nauwelijks behoefte aan aanvullende psychische zorg. De meeste patiënten lossen het liever zelfstandig op of met behulp van hun naasten. Dit blijkt uit onderzoek van Annemarie Braamse. Zij promoveert vandaag bij VUmc, meldt dit ziekenhuis
Patiënten met hematologische ziekten als kanker in het bloed, beenmerg en/of lymfeklieren die een stamceltransplantatie ondergaan, ondervinden na de behandeling vaak psychische klachten, zoals angst of depressie. Annemarie Braamse deed onderzoek naar de effecten van en behoefte aan ondersteunende psychische zorg bij deze patiënten. Zij constateerde dat 68 procent van de patiënten in de vijf jaar na de behandelingcognitieve/emotionele problemen heeft, maar dat slechts zeven procent van de patiënten behoefte heeft aan aanvullende, ondersteunende zorg voor deze klachten.
Stamceltransplantatie wordt binnen de oncologische zorg gezien als een van de meest belastende en stressvolle behandelingen. Hoewel stamceltransplantatie tot betere overlevingskansen leidt gaat de behandeling gepaard met beperkingen in de kwaliteit van leven van de patiënten. Psychische, fysieke, cognitief-emotionele en praktische problemen worden door patiënten vaak gemeld na de transplantatie.
Uit het onderzoek van Braamse blijkt dat de behoefte aan ondersteunende zorg afhankelijk is van de wens van patiënten om hun problemen zelfstandig of met behulp van naasten aan te pakken. De meeste patiënten blijken in staat om ondersteund door naasten, artsen en verpleegkundigen met de veelal zware gevolgen van hun ziekte en behandeling om te kunnen gaan. Braamse: “Er moet een goede balans worden gezocht tussen enerzijds het ondersteunen van de veerkracht van patiënten en hun wens om problemen zelfstandig op te lossen en anderzijds hun eventuele behoefte aan aanvullende psychische zorg."
© Nationale Zorggids