In 2019 en 2020 was een daling te zien in het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging, zowel in aantal patiënten als in kosten. In 2021 stijgt het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging ten opzichte van 2020. Dit blijkt uit onderzoek van Vektis, meldt het business intelligence centrum voor de zorg.
Gedurende de looptijd van het Bestuurlijk akkoord wijkverpleging 2019-2022 monitort Vektis de omvang van de niet-gecontracteerde wijkverpleging. Eind februari brachten het in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid en de andere partijen uit het Bestuurlijk akkoord een nieuwe monitor uit, over de jaren 2016 tot en met 2021.
In 2019 daalde de omvang niet-gecontracteerde wijkverpleging van 6 naar 4 procent en in 2020 gng daar nog een procent vanaf. In 2021 kwam er weer een procent bij en stond het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging op 4 procent.
Contractering gestimuleerd
In het Bestuurlijk akkoord wijkverpleging 2019-2022 zijn afspraken gemaakt over het stimuleren van contractering. Op basis van declaratiedata geeft Vektis in de monitor een feitelijk beeld van de ontwikkeling van het aandeel niet-gecontracteerde zorg binnen de wijkverpleging voor de jaren 2016 tot en met 2021. Daarnaast belicht Vektis met het onderzoek verschillen tussen de gecontracteerde en niet-gecontracteerde wijkverpleging. Met deze inzichten biedt de organisatie de partijen in de wijkverpleging een basis voor het vormen van beleid op dit terrein. De minister voor Langdurige Zorg en Sport Conny Helder heeft de monitor bovendien gedeeld met de Tweede Kamer .
Door: Nationale Zorggids