Fukushima

(Novum/AP) - Gezellig is het niet meer in de flat die de Japanse vrachtwagenchauffeur Takahiro Ishitani tot twee jaar terug met zijn vrouw en drie zonen deelde. Het lijkt wel een studentenhuis: een koffiebeker vol met peuken, een handdoek en allerhande kleine en grote rommel op een laag tafeltje in de kleine woonkamer. Hij biedt zijn gast een afhaallunch aan. De was hangt binnen, zodat die geen straling opneemt.

Elk weekeinde rijdt de 42-jarige Ishitani de bergen in, naar zijn vrouw en kinderen, die een heel eind verderop zijn gaan wonen. "Als het echt veilig is wil ik dat ze terugkomen. Maar het is lastig. Verschillende mensen zeggen verschillende dingen en dat vergroot mijn stress. Ik weet niet wie ik moet vertrouwen", zegt hij.

Het gezin woonde dertig kilometer ten noorden van de kerncentrale Fukushima Dai-ichi, die twee jaar geleden onklaar raakte door een tsunami na een aardbeving. Net als na Three Mile Island en Tsjernobyl, denken experts dat mentale stress een van de grootste gezondheidsproblemen kan worden na de ramp. Veel aandacht is uitgegaan naar de mogelijke kankerrisico's, maar hoe groot ze zijn blijft onduidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de onzekerheid en het overhoop gooien van hun leven aan de mensen vreet.

"Het is een van de grootste problemen", zegt Seiji Yasumura, hoogleraar volksgezondheid aan de Medische Universiteit van Fukushima.

Ishitani werd negen maanden na de ramp geveld door een maagzweer. Hij lag drie dagen in het ziekenhuis en gebruikt nog steeds medicijnen. Bij de geringste trilling van de aarde schrikt hij wakker, waarna hij niet meer in slaap kan komen en gaat piekeren over de toekomst. Zal zijn jongste zoon, de 8-jarige Ryusei, ooit in het bos kunnen spelen of vis vangen in de rivier, zoals Ishitani deed in zijn kindertijd? Hoe lang zal het gezin het gescheiden leven kunnen volhouden? Blijft zijn woonplaats Minami-Soma, dat half verlaten is, bestaan?

Ruim tien jaar na de ramp in 1986 in Tsjernobyl bleek onder moeders van jonge kinderen die waren geëvacueerd twee keer zo veel posttraumatische stoornissen voor te komen als onder de normale bevolking, zegt Evelyn Bromet, een psychiater van de State University of New York in Stony Brook. Bij een gezondheidsonderzoek van de Medische Universiteit van Fukushima onder inwoners van het gebied scoorde ongeveer vijftien procent van de 67,5 duizend respondenten hoog voor stress op de Kessler-schaal voor psychologische stoornissen, veel hoger dan de normale score van drie procent.

Terwijl Ishitani met zijn vrachtauto door Minami-Soma rijdt om inkopen te doen, vraagt hij zichzelf hardop af of zijn gezin wel terug moet keren naar een plaats waar nauwelijks kinderen buiten spelen. "Veel mensen zeggen dat dit stadje over vijf of tien jaar niet meer zal bestaan. Als ik daaraan denk, vraag ik mij ook af of ik mijn zoon wel terug moet halen."

Terug op de parkeerplaats bij zijn flat houdt Ishitani een geigerteller bij de grond: drie microsievert per uur. Een röntgenfoto van de borstkas geeft gewoonlijk een dosis van vijftig microsievert. Vroeger controleerde hij het stralingsniveau vaker, maar 'dat werd een beetje dwaas'.

Er is nauwelijks vooruitgang geboekt met het ontsmetten met het gebied. Of het zin heeft - huizen werden afgespoeld en de bovenste laag aarde afgevoerd - wordt ook betwijfeld.

"Het kan mij niet schelen hoeveel straling ik opneem", zegt Ishitani, "maar als ik bedenk hoeveel effect het kan hebben op mijn kind, kan ik hem niet terug laten komen."

Drie dagen na de tsunami verlieten Ishitani en zijn gezin midden in de nacht halsoverkop hun flat. Een vriend had hen gewaarschuwd dat een tweede reactor dreigde te ontploffen en dat hun leven gevaar liep. Ze bundelden snel wat spullen in tassen en sprongen in de auto. Ishitani reed de bergen in de naburige prefectuur Yamagata in, waar hij dacht dat ze veilig zouden zijn. Na twee maanden in een opvangcentrum keerde Ishitiani terug naar Minami-Soma om te werken. Zijn vrouw en kind en haar twee oudere zoons uit een eerder huwelijk van haar betrokken later een huis waarvan de huur drie jaar lang door de overheid wordt betaald.

Het gezin van Ishitani is bij lange na niet het enige dat op deze manier gescheiden leeft; veel vaders gaan naar hun werk terwijl de moeders en kinderen in tijdelijke opvang of gesubsidieerde woningen verblijven. Soms leidt de stress tot echtscheiding.

Ishitani zegt dat zijn huwelijk goed is, hoewel zijn vrouw Yuko klaagt over eenzaamheid. Zijn ouders wonen nog in Minami-Soma en zijn 67-jarige moeder mist haar acht kleinkinderen.

In totaal zijn nog 160 duizend mensen in Fukushima ontheemd. De Japanse autoriteiten onderkennen de psychologische problemen. Er zijn psychiaters en praatgroepen, maar er bestaat een culturele weerstand om naar de psychiater te gaan of de 'hartzorgklinieken', zoals ze genoemd zijn om de psychische drempel te verlagen, te bezoeken.

Ishitani en anderen zeggen dat zulke klinieken er zijn voor de ernstige gevallen, niet voor de stress die iedereen heeft. "Niemand uit mijn omgeving gaat er ooit naar toe", zegt hij. "En als je gaat, verandert er niet veel aan de situatie."

De mensen hebben ook weinig om handen om de stress van zich af te zetten. Vroeger ging Ishitani eens per maand met vrienden met een boot vissen, waarna zijn vrouw van de vangst een heerlijk maal bereidde, maar hij is daarmee gestopt, omdat de autoriteiten zeggen dat de vis besmet is.

Hij praat vaak met zijn vrienden, van wie sommigen naar elders verhuisd zijn, maar de gesprekken lopen meestal uit op een klaagzang over wat de overheid allemaal verkeerd doet.

Veel mensen zijn kwaad op de regering en het elektriciteitsbedrijf Tepco, de eigenaar van de kerncentrale. Ishitani weet niet op wie hij zijn woede moet richten, het geeft hem een gevoel van machteloosheid. Hij heeft het hoofdkantoor van Tepco in Tokyo vaak gebeld, maar voelt ook wel dat het geen zin heeft om zijn gal te spuwen tegen een eenvoudige pr-medewerker die er ook niets aan kan doen.

"Het is de misleiding door de politici, de ambtenaren en Tepco waar ik mij het meest over kan opwinden. Het gevoel dat als we de mensen maar afkopen, dat het dan genoeg is. Dat maakt mij kwaad."

Tot augustus vorig jaar kreeg zijn gezin elke maand vijfhonderdduizend yen (vierduizend euro) van Tepco, maar daar gaat het hem niet om. "In plaats van in hun kantoren te blijven zouden ze hier moeten komen om te helpen opruimen. Ze zitten in Tokyo hun dikke salarissen op te strijken. Zij wonen niet hier."