Normal_tuchtcollege_stethoscoop

De zoon van een patiënte op een verpleeghuisunit van een woonzorglocatie heeft een klacht ingediend tegen een specialist ouderengeneeskunde. Deze arts zou onterecht de antistollingsmedicatie van zijn moeder hebben stopgezet. De vrouw kreeg een jaar na aankomst op in het verpleeghuis een TIA, waarna haar situatie snel verslechterde. Ruim een week erna kwam ze te overlijden. Het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg acht de klacht gegrond, maar niet om de reden van de klacht. Dit meldt het tuchtcollege.

De patiënte was naar de verpleeghuisunit verhuisd van een andere woonzorglocatie. Op die andere locatie kreeg zij aanvankelijk antistollingsmedicatie, aangezien zij last had (gehad) van boezemfibrilleren. De betreffende medicatie was daar al geruime tijd gestopt voordat de patiënte verhuisde waar de aangeklaagde arts haar behandelaar werd.

Palliatieve zorg

Ruim een jaar na de verhuizing kreeg de vrouw een TIA. Hierna ging haar situatie snel achteruit. Ze at en dronk niet meer en was ernstig verzwakt. Haar situatie ging zo hard achteruit dat er al snel palliatieve zorg werd verleend. Ruim een week na de TIA is de patiënten overleden. Twee uur voor haar overlijden had zij nog morfine toegediend gekregen.

De zoon van de patiënte vindt dat de antistollingsmedicatie ten onrechte is stopgezet. OOk vindt hij dat zijn moeder geholpen had moeten worden met drinken, dat er geen palliatieve zorg verleend had mogen worden en dat zij gereanimeerd had moeten worden. Hij heeft het idee dat er euthanasie op zijn moeder is toegepast zonder dat dat had gemoeten. De zoon houdt de aangeklaagde arts hiervoor verantwoordelijk.

Medicatie niet door behandelende arts stopgezet

Het tuchtcollege oordeelt dat de medicatie niet is stopgezet door de ouderengeneeskundige. Er was echter reden om haar die medicatie juist wel te geven, aangezien de patiente bekend was met boezemfibrilleren en hierdoor een verhoogde kans op een TIA of CVA had. Hier had de arts op moeten letten toen de  vrouw arriveerde op de unit. Zij had zich moeten verdiepen in de medicatielijst van de patiënte en moeten controleren of die volledig was of dat er medicatie ontbrak, gelet op haar gezondheidssituatie. De arts zegt dat zij wel degelijk een bewuste afweging heeft gemaakt bij het wel of niet herstarten van de antistollingsmedicatie, maar dit blijkt niet uit het medisch dossier. Ook heeft zij hier niet over gesproken met de patiënten of haar zoon. De handelwijze van de arts was hier onzorgvuldig en het verwijt van de zoon wordt dan ook gegrond verklaard. De arts krijgt hiervoor een waarschuwing.

Andere verwijten niet gegrond

De andere verwijten zijn echter niet gegrond. Er is op verschillende manieren geprobeerd de vrouw te laten drinken. Patiëntes achteruitgang was een natuurlijk en onvermijdelijk gevolg van haar medische situatie. De palliatieve zorg, waaronder het toedienen van morfine, was bedoeld om haar zo comfortabel mogelijk te houden in de laatste levensfase. Pogingen om te reanimeren zouden zinloos zijn geweest, aldus het tochtcollege.

Door: Nationale Zorggids