Het aantal kinderen in gesloten jeugdzorg is de afgelopen drie jaar met 12 procent gestegen, terwijl het streven was om deze jongeren eerder en minder zware jeugdhulp te bieden. Dit laat zien dat de nieuwe jeugdwet op verkeerde aannamen is gebaseerd, stelt Peer van der Helm, lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden, vandaag in Trouw.
De gesloten zorg richt zich op een relatief kleine groep jongeren die te maken heeft met een combinatie van bijvoorbeeld mishandeling of misbruik thuis, een licht verstandelijke handicap of psychische klachten. Het zijn jongeren met agressief gedrag, meisjes die in de prostitutie hebben gewerkt of slachtoffers van loverboys. Die groep blijft volgens Van der Helm bestaan.
De nieuwe cijfers laten volgens hem vooral zien dat de nieuwe jeugdwet op verkeerde aannamen is gebaseerd. "Deze groep kunnen we niet helpen met ambulante zorg. Ze hebben zo veel negatieve ervaringen, dat vraagt om intensieve begeleiding. Ik denk dat veel gemeenten ook schrikken van de ernst van de problemen."
Het afgelopen half jaar zaten 1719 jongeren in de zogenoemde JeugdzorgPlus. In dezelfde periode in 2015 waren dat er 1566. Dit is niet de gewenste ontwikkeling, erkent Bas Timman, bestuurslid van Jeugdzorg Nederland, in Trouw. Hij voegt wel toe dat de periode dat de jeugd 'gesloten' zit doorgaans korter is dan drie jaar geleden: gemiddeld zeven in plaats van acht maanden.
Jeugdzorg Nederland heeft in een brief aan de VNG en het ministerie van volksgezondheid om extra middelen gevraagd. Extra investeringen zijn volgens Timman nodig voor vernieuwende methoden en zorgvormen om gesloten plaatsing te kunnen voorkomen. Van der Helm begrijpt dat Jeugdzorg Nederland om meer geld vraagt. Maar hij vindt dat dat in eerste instantie naar de bestaande zorg in instellingen moet gaan.
Door: Redactie Nationale Zorggids