Met gezondheidsbevordering en leefstijlinterventies proberen overheid en zorgverleners gezonder gedrag te bevorderen. Toch bereiken zij groepen met verhoogd risico op ziekten en mensen met chronische aandoeningen niet voldoende.
De eerste lijnszorg, huisartsen in het bijzonder, kan samen met de zorgverzekeraar een cruciale rol spelen om gezonder gedrag te stimuleren, stelt hoogleraar Effectiviteit Individuele Preventie Ien van de Goor in haar oratie op 16 mei.
Gezondheidsbevordering
Gezondheidsbevordering behoort tot op heden vooral tot het collectieve domein en wordt uitgevoerd door zorgverlenende instellingen en gefinancierd door nationale en lokale overheden. Huisartsen die in hun praktijk groepen patiënten hebben met een verhoogd risico op aandoeningen en chronisch zieken, zijn nog nauwelijks gericht op het bevorderen van gezond gedrag. Vaak hebben ze daar de tijd en mogelijkheden ook niet direct voor.
Laagdrempelige mogelijkheden
Toch liggen juist hier laagdrempelige mogelijkheden. Bovendien kunnen juist zij een verbinding vormen tussen gezondheidsbevordering in het collectieve domein en de eerste lijn die wordt gefinancierd vanuit de zorgverzekering. Door bijvoorbeeld hoogrisicogroepen via de huisarts beter te bereiken en vervolgens leefstijlinterventies aan te bieden die ook onderdeel van de zorgverzekering uitmaken. Of door financiële prikkels in te zetten voor alle partijen bij succesvolle samenwerking of deelname aan leefstijlinterventies.
Hoogleraar Effectiviteit Individuele Preventie
Prof. dr. Ien van de Goor is per 1 maart 2010 benoemd tot hoogleraar Effectiviteit Individuele Preventie. Haar onderzoek is gericht op de (kosten)-effectiviteit van preventie van chronische ziekten of aandoeningen. De leerstoel wordt voor vijf jaar gefinancierd door zorgverzekeraar CZ. Ze is al sinds 2000 verbonden aan Tranzo, het aan Tilburg University verbonden wetenschappelijk centrum op het gebied van zorg en welzijn. Van Goor studeerde af als gezondheidswetenschapper in 1985 aan de Universiteit Maastricht en promoveerde daar in 1990 op het proefschrift Situational aspects in adolescent drinking behavior.