Openbare apotheken haalden in de eerste helft van 2021 een gemiddelde preferentiegraad van 88 procent. Bij sommige zorgverzekeraars heeft het gehaalde percentage invloed op de hoogte van de tarieven die apothekers ontvangen voor de door hen geleverde farmaceutische zorg. Dit meldt Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Het preferentiebeleid is een voorkeursbeleid voor geneesmiddelen. Binnen een groep medicijnen met dezelfde werkzame stof bepalen zorgverzekeraars welke variant(en) zij vergoeden. Meestal is dat het voor de verzekeraar goedkoopste geneesmiddel. Verzekerden krijgen in principe alleen dat middel vergoed, tenzij om medische of logistieke redenen een ander product noodzakelijk is.
Artikelpreferente assortiment
Binnen het preferentiebeleid wijzen zorgverzekeraars zowel preferente als niet-preferente geneesmiddelen aan. Samen vormen deze het artikelpreferente assortiment. Daarbinnen is het percentage preferent afgeleverde geneesmiddelen, gemeten in de hoeveelheid verstrekte standaarddagdoseringen (DDD’s), dan de zogeheten preferentiegraad. In het eerste halfjaar van 2021 haalden openbare apotheken een gemiddelde preferentiegraad van 88 procent. In 2020 was dat gemiddeld 89 procent en in 2019 84 procent.
SFK berekent de preferentiegraad over alle zorgverzekeraars die in een periode preferentiebeleid voerden, met twee uitzonderingen. Bij Zilveren Kruis kunnen apotheken naast het preferentiebeleid ook voor een andere contractvorm kiezen, maar de SFK heeft geen zicht op deze keuze. CZ hanteerde in 2019 en 2020 voor sommige apotheken een vrijstelling op het preferentiebeleid, waardoor de SFK voor deze jaren de gemiddelde preferentiegraad niet goed kan berekenen.
Bij de meeste zorgverzekeraars bedroeg de preferentiegraad in de eerste helft van 2021 gemiddeld 90 procent. Alleen bij ASR en CZ, die in 2021 voor het eerst meetellen, scoorden apotheken met respectievelijk 87 procent en 84 procent iets lager.
Niet-preferent
In de praktijk is een preferentiegraad van 100 procent niet haalbaar vanwege verstrekkingen met medische noodzaak en vanwege leveringsproblemen. In de eerste helft van 2021 was bij 52 procent van de niet-preferent verstrekte DDD’s sprake van logistieke noodzaak. Bij 30 procent ging het om een medische noodzaak en bij 18 proccent is de reden niet bij de SFK bekend.
Door: Nationale Zorggids
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen