Uit nieuw onderzoek blijkt dat dementie bijna twee keer zo vaak voorkomt bij mensen met een lager inkomen. Bovendien krijgen zij vaak te laat een diagnose en zijn bestaande zorgvoorzieningen voor hen minder toegankelijk. Dit wordt deels veroorzaakt door bestaansonzekerheid, die niet alleen het risico op dementie vergroot maar ook het verloop en de beleving ervan beïnvloedt. Dit meldt Erasmus School of Health Policy & Management.
Het onderzoek, uitgevoerd door de Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) in opdracht van ZonMw, laat zien dat dementie andersom ook bestaansonzekerheid kan veroorzaken. Financiële keuzes worden lastiger naarmate de ziekte vordert, mensen met jong-dementie verliezen vaker hun baan en mantelzorgers zien hun betaalde werkuren afnemen. Daarnaast komt financieel misbruik bij mensen met dementie regelmatig voor.
Kennisagenda bestaansonzekerheid en dementie
De resultaten van het onderzoek zijn gebundeld in de ‘Kennisagenda bestaansonzekerheid en dementie’. Deze agenda biedt handvatten voor toekomstig onderzoek naar de relatie tussen inkomen, bestaansonzekerheid en dementie. Het rapport benadrukt dat gezondheidsverschillen door maatschappelijke ongelijkheden niet vanzelf verdwijnen en waarschuwt voor de risico’s van het huidige beleid gericht op vermaatschappelijking van zorg.
Contextgevoelige aanpak
Volgens de onderzoekers is het essentieel om contextgevoelig beleid en gepersonaliseerde ondersteuning te ontwikkelen. Mensen met bestaansonzekerheid hebben vaak minder toegang tot gezondheidsinformatie, zorgvoorzieningen en professionele hulp. Dit geldt in grootstedelijke gemeenschappen en op het platteland, waar de uitdagingen verschillen.
“Maatschappelijke ongelijkheden zouden daarom bij het ontstaan en de beleving van ziekte een prioriteit van toekomstig onderzoek moeten zijn”, stelt onderzoeker Jonathan Berg.
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky