De Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) gaan toelichting geven over het registreren van consulten op de polikliniek door klinisch verloskundigen. Er is geconstateerd dat hierover onduidelijkheid heerst op de werkvloer. De KNOV en NVOG hebben met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) overlegd over de regelgeving. Dit meldt de KNOV.
In de regelgeving is besloten dat de Nederlandse Zorgautoriteit gaat over de bekostiging van de zorg. De NZa mag echter niet voorschrijven door wie de zorg verleend wordt. Dit houdt onder meer in dat een klinisch verloskundige binnen de poliklinische setting van een ziekenhuis consulten onder supervisie van een gynaecoloog mag doen.
De poliklinische diagnosebehandelingcombinatie (DBC) kan alleen gevalideerd worden wanneer er minimaal één face-to-face consult met een poortspecialist (medisch specialist of art-assistent) binnen de DBC is geregistreerd. Zonder dit consult kan de DBC niet tot declaratie leiden. Dit geldt ook voor consulten op de verloskamer. Daarbij is het van belang om te weten dat gynaecologische zorg verleend in het ziekenhuis geldt als medisch-specialistische zorg. Het face-to-face contact met de gynaecoloog hoeft niet bij aanvang van de zorg of steeds bij ieder consult plaats te vinden.
De datum van de eerste zorgactiviteit geldt als start van de registratie van het zorgtraject. De klinisch verloskundige kan op verzoek van de gynaecoloog tijdens een eerste polikliniekbezoek een DBC administratief openen. Alle gemaakte kosten kunnen dan al onder dit DBC geregistreerd worden. In het tarief van de DBC zijn de (loon)kosten van de klinisch verloskundige van het consult reeds verdisconteerd.
© Nationale Zorggids