Zorgverleners in achterstandswijken maken nog onvoldoende werk van leefstijlondersteuning. Hierdoor verbetert de gezondheid er minder dan mogelijk is. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
Gezondheid is niet gelijk verdeeld in Nederland. Mensen in achterstandswijken leven korter en met meer ongezonde levensjaren. Roken, ongezond eten en weinig bewegen zijn belangrijke oorzaken van ziekte en uiteindelijk sterfte. Stoppen met roken en terugbrengen van overgewicht verhogen direct de levensduur en het aantal gezonde levensjaren, maar het veranderen van leefstijl is moeilijk. Zorgverleners die basiszorg leveren in de wijk (eerstelijnscentrum, thuiszorg en GGD) hebben een taak om daarbij te helpen.
Sinds 2011 bestaan er richtlijnen voor samenwerking tussen eerstelijnscentrum, GGD en thuiszorg om samen en op elkaar afgestemd bewoners te ondersteunen om gezond te leven. In negentien van de twintig onderzochte wijken volgen de zorgpartijen deze richtlijnen nog onvoldoende. De individuele leefstijlondersteuning sluit niet genoeg aan op andere activiteiten in de wijk die gericht zijn op verbetering van de leefstijl. Er is nog te weinig samenhang tussen de verschillende initiatieven. Dat komt onder andere doordat gemeenten en zorgverzekeraars de zorgverleners hier onvoldoende bij ondersteunen.
Een gezamenlijke, wijkgerichte inspanning van de zorgverleners in achterstandswijken om bewoners te helpen om gezond te leven, kan veel gezondheidswinst opleveren. Dat is op de eerste plaats van belang voor de mensen zelf, maar het is ook te verwachten dat hierdoor minder beroep op de gezondheidszorg nodig is.
De inspectie eist van alle partijen in negentien wijken dat zij de richtlijnen voor samenwerking ook echt invoeren en volgen. Het eerstelijnscentrum coördineert en de GGD en de thuiszorg moeten meedoen. Eind 2014 moeten de eerstelijnscentra aan de inspectie rapporteren over de voortgang.
© Nationale Zorggids