Normal_dementie_oudere_bejaarde_eenzaam

In 2012 had een 80-jarige in Nederland een hoger risico op blijvende cognitieve achteruitgang – kenmerkend voor dementie – dan een 80-jarige twintig jaar daarvoor. Dat is de conclusie uit een langdurend Nederlands onderzoek onder ouderen, LASA, van het VUmc en de Vrije Universiteit. De stijgende trend kan niet verklaard worden door eventuele veranderingen bij de onderzochte ouderen in cardiovasculaire ziekten, diabetes, hoge bloeddruk, leefstijl en depressie. Dat meldt het VUmc. 

De onderzoekers analyseerden gegevens die gedurende een periode van 20 jaar verzameld waren. Van drieduizend deelnemers, representatief voor de Nederlandse oudere bevolking, werd de groep tussen de 65 en 88 jaar oud geselecteerd. Op zeven meetmomenten werden gegevens verzameld over geheugen en andere cognitieve functies, maar ook over leefstijl en chronische ziekten.

Het bleek dat er tussen 1992 en 1995 onder de onderzochte ouderen 2,5 procent nieuwe gevallen van mensen met onomkeerbare achteruitgang van cognitieve functies waren. In 2012 was dat percentage gestegen tot 3,4 procent. Aspecten zoals hoge leeftijd, lage opleiding, diabetes mellitus, roken, lage body-mass index en weinig lichamelijke beweging hingen samen met een hogere incidentie van blijvende cognitieve achteruitgang. Maar ze verklaarden de stijging in incidentie niet.

De onderzoekers richtten zich op Persistent Cognitive Decline (PCD), blijvende achteruitgang in cognitieve functies. Deze onomkeerbare achteruitgang is kenmerkend voor dementie. Maar omdat er bij ouderen veelal geen officiële diagnose is geteld, noemen de onderzoekers het geen dementie.

Het aantal mensen in Nederland met dementie zal in de nabije toekomst zeker stijgen, al was het alleen maar omdat Nederlanders steeds ouder worden, aldus VUmc.  Bij de waargenomen opwaartse trend in het aantal nieuwe gevallen van mensen met blijvende cognitieve achteruitgang, kenmerkend voor dementie, betekent dit een nóg grotere toename. 

Door: Redactie Nationale Zorggids