Ieder jaar vinden er tientallen strafzaken over mishandeling van baby’s plaats in de Nederlandse rechtbanken. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie (OM) hier gespecialiseerde officiers van justitie voor, maar zij hebben ook hulp nodig van artsen die belangrijk medische informatie willen delen. Zonder hen is het vinden van bewijs nog complexer dan het al is. Artsen blijken echter terughoudend, vanwege hun beroepsgeheim. Dit meldt het Algemeen Dagblad.
Woordvoerder Freek Vlemmix laat weten dat het OM werkt aan het dichter bij brengen van de medische wereld en de wereld van het strafrecht. En dat is nodig, gezien het toenemende aantal zaken rond mishandeling van baby’s. In 2019 stond een ouder (of ouders) zestien maal in de rechtbank vanwege verdenking op babymishandeling. In 2021 en 2022 steeg het aantal zaken naar 46. Voor 2023 zijn er tot oktober 25 zaken geweest. Nog geen twee derde van de zaken redt het naar de rechtbank. Ruim 30 procent moest het OM seponeren, veelal omdat er onvoldoende bewijs was verzameld.
Medisch bewijs onmisbaar
Juist omdat baby’s niet kunnen praten, is medisch bewijs vaak onmisbaar. Maar omdat artsen een beroepsgeheim hebben, kunnen ze niet alle informatie delen. Bij vermoedens van kindermishandeling zijn er echter uitzonderingen en mogen artsen informatie delen die nodig is voor waarheidsbevinding. Het OM is hierover in gesprek met de medische wereld.
Voldoende en wettig overtuigend bewijs
Volgens Flemmix heeft de samenleving vaak het idee dat er ongelukjes zijn gebeurd wanneer een baby ernstig letsel oploopt, bijvoorbeeld dat een ouder met het kindje van de trap zou zijn gevallen. Of in de zaak van een billendoekje in de mond, waarbij het jonge kind dit zelf diep in haar mond zou hebben gestopt. Maar daar is volgens Flemmix niets van waar. “Het gaat om situaties waarin een gespecialiseerde officier van justitie zeer zorgvuldig naar de zaak kijkt en vindt dat er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs van grof geweld tegen baby’s Die moeten beschermd worden, net als eventuele broertjes en zusjes.”
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky