De ouders van de overleden jongen vinden dat de politie niet juist heeft gehandeld en fouten maakte tijdens het huisbezoek. Zij willen dat het gerechtshof eist dat het Openbaar Ministerie (OM) de twee agenten alsnog vervolgt. In een convenant van 2012 staat dat politie in een crisissituatie met verwarde personen de hulpverlening altijd voorop stelt. Iets wat de agenten bij de doodgeschoten jongen niet deed, zeggen zijn ouders.

Toen agenten in september 2016 samen met hulpverleners het huis van de destijds 23-jarige Cyprian Broekhuis binnenstapten, kondigde één van de agenten een fouillering aan. Naast het feit dat hij dit niet overlegde met een aanwezige hulpverleners, hield hij ook geen rekening met de eigenschappen van autisme.

Mensen met autisme kunnen aanrakingen als vervelend of zelfs bedreigend ervaren, iets wat Broekhuis deed. Volgens de officiële rapporten van de politie had Broekhuis een mes, maar de hulpverleners hebben deze nooit gezien. Nadat de agenten de jongen doodschoten, vond tweemaal een huiszoeking plaats. De eerste keer werd geen mes gevonden, de tweede keer wel. Maar of dat het getrokken mes was, is onbekend.

De advocaat van de ouders vindt dat de Rijksrecherche steken heeft laten vallen tijdens het onderzoek. Terwijl cruciale getuigen opnieuw gehoord hadden moeten worden, gebeurde dat niet. Bovendien werden de twee verdachte agenten pas twee dagen na het voorval gehoord, terwijl dat binnen 24 uur had gemoeten.

Er zijn momenteel een drietal onderzoeken gaande naar personen met een psychische achtergrond die na contact me de politie kwamen te overlijden. 

Door: Redactie Nationale Zorggids