Tweelingen die vóór de geboorte zijn behandeld voor het Tweeling Transfusie Syndroom (TTS) moeten op langere termijn gevolgd worden. Dat is essentieel voor het evalueren van de behandeling, stelt promovendus Joost Akkermans van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Dit meldt het ziekenhuis.
Akkermans zocht voor zijn promotie naar aanknopingspunten om de behandeling van TTS te verbeteren en risico’s te verkleinen. TTS komt in Nederland 60 à 70 keer per jaar voor bij eeneiige tweelingen die één placenta delen. De ene foetus krijgt dan te veel bloed, de andere te weinig. Te veel bloed vraagt veel van het hartje en ook van de nieren die al dat bloed moeten verwerken. De foetus gaat heel veel plassen waardoor zijn of haar vruchtzak flink uitdijt. In de andere vruchtzak gebeurt het tegenovergestelde: de foetus plast juist te weinig waardoor de vruchtzak steeds strakker om de foetus heen wordt getrokken. Zonder ingrijpen is het syndroom voor beide foetussen fataal.
Met behulp van laserchirurgie worden de aderen die op de placenta liggen dichtgebrand, waardoor de uitwisseling van bloed tussen de beide foetussen wordt geblokkeerd. Zo krijgen ze elk hun eigen bloedcirculatie. Wereldwijd zijn er rond de 200 chirurgen die deze foetale behandeling uitvoeren.
Aan de behandeling kleven flinke risico’s. Bij 90 procent van de ingrepen overleeft minstens één foetus, bij 60 tot 70 procent beide foetussen. Door de behandeling kan de placenta zelf schade oplopen. Akkermans onderzocht wat de optimale verhouding is tussen het wattage van het laseren en de tijd die de behandeling neemt. De conclusie: beter zo kort mogelijk laseren met een wat hoger wattage dan andersom.
Een groter risico is de vroeggeboorte, die door de behandeling zelf kan komen, net als bij de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie. Juist bij vroeggeboorten is de relatie met de levenskwaliteit sterk, aldus Akkermans. “Hoe vroeger een kind wordt geboren, hoe groter de kans op beperkingen in het latere leven, inclusief meervoudige handicaps. Nog niet zo lang geleden lag de grens bij 32 weken, nu is de grens al opschoven naar 24 weken. Hoe het die kinderen vergaat moet bij de keuze om te behandelen worden betrokken, vind ik. Overleving kan niet het enige criterium zijn, ook de levenskwaliteit op de langere termijn moet een rol spelen.”
Door: Redactie Nationale Zorggids