Instellingen in de gehandicaptenzorg kunnen nog meer doen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGOG). Tussen mensen met een verstandelijke beperking onderling, en door medewerkers. De instellingen doen relatief weinig aan het voorkomen van dit gedrag tussen cliënten onderling, met aandacht voor seksualiteit, intimiteit, relaties en vriendschappen. Dit meldt IGJ die onderzoek deed naar 173 meldingen over SGOG in de gehandicaptenzorg.
Na incidenten scheiden zorgaanbieders vaak de pleger en het slachtoffer door verhuizing, maar dat kan het probleem verplaatsen. Voor medewerkers kunnen betere voorlichting en het openlijk bespreken van gevoelens eraan bijdragen ongepaste affectieve relaties binnen een zorgrelatie tegen te gaan. Na incidenten is een aangifte bij de politie belangrijk.
Ook is gekeken naar de maatregelen die instellingen namen na SGOG. Na een melding hiervan vraagt de inspectie de zorgaanbieder om de melding zelf te onderzoeken. De IGJ beoordeelt het onderzoek dat moet gaan over de veiligheid en kwaliteit van de zorg die is geboden voorafgaand, tijdens en na de gemelde situatie. Daarnaast moet het onderzoek zich richten op de analyse van de feiten en op wat de zorgaanbieder heeft gedaan of gaat doen om de kwaliteit te verbeteren en om de kans op herhaling te verkleinen (preventie).
Van de 173 meldingen tussen 2017 en 2019 gingen er 119 over SGOG tussen cliënten onderling. 95 procent van de plegers en slachtoffers had een verstandelijke beperking. Twee derde van de slachtoffers was man en bijna alle plegers waren m3an. Na seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen cliënten, is in de meeste gevallen de pleger naar een andere zorginstelling of andere locatie verhuisd. In slechts 20 procent van de zaken volgde aangifte bij de politie. De zedenpolitie voorziet soms bewijsproblemen en moeilijkheden bij het verhoren van plegers en slachtoffers met een verstandelijke beperking.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag door medewerkers
Over SGOG tussen medewerkers en cliënten kreeg de inspectie 54 meldingen over drie jaar. Van de slachtoffers was twee derde vrouw. En van de plegers was twee derde man. De plegers waren meestal begeleider; minder dan 10 procent was een BIG-geregistreerd zorgverlener. In de meeste gevallen volgde ontslag en in bijna de helft van de gevallen is aangifte gedaan bij de politie.
De inspectie vindt aangifte bij de politie belangrijk. Een veroordeling betekent meestal dat de pleger geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor werken in de zorg meer kan krijgen. Daarnaast kan na aangifte de pleger in het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn komen. Ook kan de IGJ een aantekening over een pleger maken. Zorgaanbieders kunnen bij de inspectie opvragen of een sollicitant zo’n aantekening heeft.
Door: Nationale Zorggids