Het beademen van patiënten tijdens een operatie kan op een veiligere manier. Dat concluderen onderzoekers van PROVENET, een internationaal netwerk van anesthesiologen en intensivisten opgericht door AMC-hoogleraar Marcus Schultz. Zij gingen na welke beademingsstrategie de minste longschade oplevert. Dat meldt het AMC in een persbericht.
Hun bevindingen gaan in tegen de huidige gedachte dat beademing met kleine ademteugen een hoge eind-expiratoire druk behoeft (de druk aan het einde van de uitademing). Ze publiceren hierover in het wetenschappelijke vakblad The Lancet.
Hoe kort het ook duurt, het beademen van een patiënt tijdens een operatie veroorzaakt schade aan de longen. Dat kan leiden tot longcomplicaties in de fase na de ingreep. De beademingsapparatuur moet dan ook zodanig worden ingesteld dat die schade zo veel mogelijk beperkt blijft. Hierbij wordt rekening gehouden met twee factoren: de grootte van het teugvolume en de hoogte van de druk aan het einde van de uitademing. Kleine teugen voorkomen het overrekken van de longen, een hoge eind-expiratoire druk voorkomt dat delen van de long aan het einde van de uitademing te ver leeg lopen, waarna ze moeilijk weer open gaan. Het uitgangspunt is momenteel dat als er kleine teugen worden gebruikt, er altijd een hoge eind-expiratoire druk nodig is.
Uit het onderzoek blijkt nu dat een hoge eind-expiratoire druk lang niet altijd het meeste voordeel oplevert. Hoogleraar Marcus Schultz: ‘Er bleek helemaal geen verschil te bestaan in postoperatieve longschade. Maar een hoge eind-expiratoire druk bracht een belangrijk risico: tijdens de operatie kan de bloeddruk gevaarlijk dalen. Dat komt omdat het hart meer moeite heeft om het bloed door de longen te pompen. De onderzoekers geven dan ook het advies om wel kleine teugen te geven, maar vooral niet standaard een hoge eind-expiratoire druk toe te passen. Zij presenteerden hun bevindingen gisteren in Stockholm op het Euroanaesthesia-congres.
© Nationale Zorggids