De besluitvorming rond voogdijmaatregelen schiet tekort. Zo zijn er geen juridische mogelijkheden om besluiten van jeugdbeschermingsinstellingen te toetsen en voelen voogdijkinderen zich te weinig betrokken bij besluiten. Dit schrijft Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer in een brief aan de verantwoordelijke ministers en instellingen, aldus de Kinderombudsman.
In Nederland staan bijna 12.000 kinderen onder volledige voogdij van een gecertificeerde instelling (GI). Het gezag over het kind ligt dan niet bij de ouder, maar bij een voogd die werkzaam is bij de GI. De Kinderombudsvrouw ziet dat jeugdbeschermers het beste willen voor deze kinderen en zich daarvoor inzetten, maar stelt dat er rond besluiten die GI's maken over voogdijkinderen veel verbeterd kan worden.
“Kinderen en jongeren vertellen mij dat ze niet betrokken worden bij besluiten en niet weten welke volwassenen er iets over hun situatie mogen zeggen. Ze hebben het gevoel dat de voogd hen niet genoeg kent om een goed besluit te kunnen nemen. Daarbovenop kunnen zij nergens heen als zij het niet eens zijn met een besluit.”
Toetsen door onafhankelijke partij
De Kinderombudsvrouw wil daarom dat het mogelijk wordt om besluiten van GI's over (door)plaatsing van of zorg voor een voogdijkind te laten toetsen door een onafhankelijke partij. Ze roept minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid op om te onderzoeken hoe dit voortan mogelijk gemaakt kan worden. Ook wil ze dat er in het programma Zorg voor de Jeugd specifieke aandacht komt voor voogdijkinderen.
Daarnaast roept de Kinderombudsvrouw GI’s op om voogdijkinderen beter te betrekken bij besluiten, zodat zij hun visie kunnen geven op belangrijke besluiten in hun leven. Ook zou er meer tijd en ruimte moeten komen voor het opbouwen van een vertrouwensband tussen het kind en zijn voogd.
Door: Redactie Nationale Zorggids