Normal_depressie_alleen_vrouw

Neurowetenschapper Benno Roozendaal van het Radboudumc gaat met een subsidie van ZonMw onderzoek doen naar wat de rol van het stresshormoon cortisol is bij de exposuretherapie die wordt toegepast bij patiënten met een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). Exposuretherapie werkt bij ongeveer vijftig procent van de patiënten, maar door gericht gebruik van cortisol bij de juiste patiënt kan dit percentage wellicht omhoog. Dit meldt Radboudumc. 

PTSS is een ernstige psychiatrische aandoening, die wordt gekenmerkt door oncontroleerbare angstreacties. De stoornis kan het gevolg zijn van een ingrijpende traumatische gebeurtenis eerder in het leven. Exposuretherapie, ook wel blootstellingstherapie genoemd, zorgt ervoor dat patiënten zich in een veilige omgeving bevinden en roept dan het opgelopen trauma weer op. Op deze manier wordt geprobeerd de angst bij de patiënt blijvend te verminderen.

Te weinig stresshormoon maakt therapie ineffectief

Exposuretherapie is één van de meest effectieve behandelingen voor PTSS. Toch werkt het maar bij ongeveer de helft van de patiënten. Hoe het komt dat de andere helft hier niet op reageert is onbekend. Met de TOP-subsidie van ZonMw gaan Roozendaal en zijn collega’s onderzoeken of deze therapievorm met name faalt bij patiënten bij wie de cortisol reactie bij stressvolle reacties niet meer goed werkt. Normaal komt cortisol vrij wanneer iemand zich in een stressvolle situatie bevindt. Het hormoon speelt een rol bij het vermogen om goed met die situatie om te gaan.

Roozendaal gaat eerst in ratten onderzoeken wat er misgaat met de stressreactie en of weinig uitstoot van cortisol inderdaad leidt tot een zwakkere uitdoving van de angstreactie. Mocht dat inderdaad het geval zijn, dan kan het volgens de wetenschapper interessant zijn om te onderzoeken of cortisol kan zorgen voor minder angst bij patiënten met PTSS. 

Door: Nationale Zorggids