Hoogleraar doofblindheid Marleen Janssen ziet dat mensen te vaak denken dat doofblinde kinderen een verstandelijke beperking hebben. Ze pleit dan ook voor meer aandacht voor doofblindheid onder zorgverleners. Dat meldt het Dagblad van het Noorden.
Janssen vindt dat artsen en zorgverleners getraind moeten worden om doofblindheid te herkennen, juist omdat kinderen die doof en blind zijn moeilijk te onderscheiden zijn van verstandelijk beperkten. “Als je ze niet op de juiste manier benadert, reageren ze ook niet. Daarom weten we ook niet om welke aantallen het precies gaat”, zegt Janssen. Nederland heeft naar schatting tussen de 34.000 en 40.000 doofblinden. Aangeboren doofblindheid komt een stuk minder vaak voor dan verworven doofblindheid. Zo’n 4.000 mensen hebben aangeboren doofblindheid.
Het verhaal van Helen Keller is voor Janssen een voorbeeld van hoe ver doofblinde mensen het kunnen schoppen. De ontwikkeling van deze mensen ligt in de handen van de zorgverlener. Deze dient voldoende kennis te hebben om mensen met doofblindheid op de juiste plek te krijgen. Hiervoor moeten zij ook vingerspellen en gebarentaal onder de knie krijgen. Maar dat leren ze niet zomaar. Bovendien is communicatie met doofblinden op hoog niveau lastig te bereiken.
Studenten en professionals kunnen sinds 2006 in Groningen de masteropleiding doofblindheid volgen. De studie is opgezet door Janssen. Sinds de oprichting van de opleiding zijn er diverse studies gedaan naar doofblindheid. Zo is bijvoorbeeld onderzocht wat een glimlach bij een doofblind persoon betekent en of de behoeften van doofblinden ook zo worden geïnterpreteerd door bijvoorbeeld de zorgverleners. Janssen is nog steeds de enige hoogleraar doofblindheid. Jammer, vindt ze, want er is nog veel wetenschappelijk onderzoek nodig naar deze beperking.
Door: Redactie Nationale Zorggids