Jonge nierpatiënten die met prednison behandeld worden kunnen het beste calcium en vitamine D krijgen om hun botten stevig genoeg te houden. Het verhoogde risico op botontkalking bij deze patiënten kan ook worden tegengegaan met bifosfonaten, maar deze geven meer kans op vervelende bijwerkingen. Dat meldt Niernieuws.
Kinderen die glucocorticoïden zoals prednison krijgen ter behandeling van een nierziekte hebben een verhoogd risico op zwakke botten door botontkalking (osteoporose), omdat glucocorticoïde de aanmaak van nieuw botweefsel tegengaat. Met calcium, vitamine D en bifosfonaat wordt de aanmaak van nieuw botweefsel gestimuleerd, maar het was tot nu toe niet duidelijk welke van deze middelen het meest veilig en effectief is.
Onderzoekers van onder andere het Emma kinderziekenhuis in Amsterdam en het Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam bestudeerden vijf eerdere onderzoeken waaraan kinderen met een nierziekte hadden deelgenomen. De kinderen waren behandeld met zowel glucocorticoïden als met calcium, vitamine D of een bifosfonaat (of een combinatie daarvan). Vier van deze vijf onderzoeken waren dubbelblind gerandomiseerd en bevatten dus ook gegevens van een controlegroep. Uit de data bleek dat kinderen die wél calcium, vitamine D of een bifosfonaat hadden gekregen uiteindelijk betere botten hadden dan de kinderen die het niet hadden gekregen.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat behandeling met calcium, vitamine D of een bifosfonaat helpt tegen osteoporose bij kinderen die glucocorticoïden krijgen ter behandeling van een nierprobleem. Vanwege de negatieve neveneffecten van bifosfonaten stellen zij voor om te beginnen met een combinatie van calcium en vitamine D, en pas over te stappen op een bifosfonaat als dat niet helpt.
© Nationale Zorggids