Kinderen met kanker passen zich bijzonder goed aan aan de gevolgen van hun ziekte. Ze zijn minder pessimistisch dan hun gezonde leeftijdgenoten, stellen moeilijk haalbare doelen bij en hebben meer oog voor de positieve kanten van ziekte. Dit doen ze al in de eerste maanden na de diagnose. Dit blijkt uit onderzoek van kinderverpleegkundige en orthopedagoog Esther Sulkers van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
De meeste kinderen met kanker en hun ouders blijken weinig psychische klachten te hebben. Dit ondanks dat de diagnose en behandeling van kinderkanker zowel voor kind als ouders zeer ingrijpend zijn. Veel minder goed is bekend hoe komt het dat zij zo veerkrachtig zijn. Esther Sulkers ging na welke onderliggende factoren gerelateerd zijn aan die veerkracht van kinderen en ouders. Specifiek keek zij naar copingmechanismen bij de kinderen in het eerste jaar na diagnose en naar het verloop van zorggerelateerde stress bij ouders. Uit het onderzoek van Sulkers blijkt dat kinderen met kanker minder pessimistisch zijn dan gezonde leeftijdgenoten. Zij verwachten niet zozeer dat er meer goede dingen gaan gebeuren, maar ze zijn minder geneigd te focussen op dingen die in de toekomst verkeerd kunnen gaan. Dit relatief lage niveau van pessimisme kan mede verklaren waarom psychische problemen in deze groep zo weinig voorkomen.
Diagnose en behandeling kunnen het leven ingrijpend veranderen, wat kan leiden tot verminderd welbevinden. Sulkers laat zien dat de kinderen goed hun persoonlijke doelen kunnen aanpassen, zodat deze meer in overeenstemming zijn met hun huidige situatie. Zij doen dit vooral door een doel tijdelijk te parkeren of door dit te vervangen door een wel bereikbaar doel. Bovendien blijkt dat zij meer dan hun leeftijdsgenoten intrinsieke en meer concrete doelen nastreven en belangrijk vinden. Kinderen met kanker blijken ook positieve veranderingen in hun leven toe te schrijven aan de ziekte. Zes maanden na de diagnose wisten alle kinderen een of meer dergelijke ervaringen te noemen. Hierbij is te denken aan ‘weten wie mijn beste vrienden zijn’, ‘weten hoeveel van me gehouden wordt’ en ‘gelukkig zijn en genieten van de goede dingen als ze zich voordoen’.
In haar onderzoek betrok Sulkers ook de ouders van kinderen met kanker. Het blijkt dat zij aanvankelijk veel stress ervaren van de ziektegerelateerde zorgtaken, maar dat deze snel afnam tijdens de eerste drie maanden na diagnose. Alleenstaande moeders en bij moeders wier zieke kind het enige kind was, lieten meer stress zien. Esther Sulkers promoveert op 4 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.
© Nationale Zorggids