De meeste daders van ernstige delicten die zeggen zich niets van hun daad te herinneren, spreken niet de waarheid. Dat stelt Marko Jelicic in zijn oratie. Hij baseert zich op recent neuropsychologisch onderzoek dat inzoomt op de rol van de hippocampus, het hersendeel dat een belangrijke rol speelt in het opslaan van gebeurtenissen in het geheugen. Volgens Jelicic kan met relatief simpele testen het verschil tussen authentiek geheugenverlies onderscheiden worden van geveinsd geheugenverlies. Dit meldt Maastricht University.
De hippocampus zorgt voor het doorgeven van herinneringen van het korte- naar het lange termijn geheugen. Tijdens emotionele en stressvolle gebeurtenissen wordt de hippocampus extra geactiveerd en werkt het geheugen juist beter en wordt het zeker niet ondermijnd. “Een groot aantal psychiaters en psychologen die optreden als getuigendeskundigen gelooft wel dat traumatische gebeurtenissen (waaronder het plegen van een geweldsdelict) kan leiden tot geheugenverlies. Ze gaan dan voorbij aan hoe het brein werkt.”
Volgens Jelicic zijn er voor verdachten duidelijke voordelen te behalen bij geheugenverlies. Zo hoeven daders niet over strafbare feiten te praten waarvoor zij zich schamen. Daarnaast suggereert dader-amnesie (verdwenen herinneringen) dat het delict niet met voorbedachten rade is gepleegd, maar in een impuls tot stand is gekomen. En dit kan leiden tot strafvermindering.
Jelicic is er van overtuigd dat geheugenverlies bij daders alleen mogelijk is wanneer de hippocampus gedurende het delict tijdelijk of permanent ontregeld is door bijvoorbeeld alcoholgebruik, medicatie, epilepsie of een klap op het hoofd. “Ik schat dat in 80% van de gevallen de hippocampus intact is en er dus geen sprake van geheugenverlies kan zijn. In de overige 20%, waarbij de dader zegt dat hij onder invloed van alcohol of andere middelen heeft gehandeld, zou men met speciale tests de veinzers er uit kunnen halen."
© Nationale Zorggids