Mensen die kampen met een taalstoornis, ofwel afasie, na een beroerte kunnen geholpen worden met taaltherapie. Uit onderzoek, gefinancierd door de Hersenstichting, blijkt dat timing en intensiviteit van een dergelijke therapie geen bijdrage levert aan betere prestaties op het gebied van verbale communicatie. Zo’n 25 procent van de mensen heeft na een beroerte last van een taalstoornis. Dat meldt de Hersenstichting.
Mensen met afasie hebben moeite met spreken, taalbegrip, lezen en schrijven. Toch uit het zich bij iedere patiënt anders, zo hangt de ernst van de afasie onder andere af van de ernst en de plaats van de hersenbeschadiging. Een taalstoornis kan enorme belemmeringen in het dagelijks leven veroorzaken. Afasiepatiënten in Nederland krijgen na een beroerte afasietherapie (taaltherapie). Tot nu toe was het onbekend hoe effectief de therapie is op bepaalde tijden met een bepaalde intensiteit.
Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat timing en intensiteit geen rol spelen in de effectiviteit van de therapie. Er werden geen verschillen gevonden tussen de gemiddelde taalvaardigheidsscore van de groep met timing en intensiteit en de groep zonder. Het is dus niet noodzakelijk om twee weken na de beroerte al te starten met intensieve afasietherapie. Wanneer er bijvoorbeeld vier weken later mee wordt gestart, levert dat soortgelijke resultaten op het gebied van verbale communicatie. Ook is therapie met hoge intensiteit (hoge intensiteit staat ongeveer gelijk aan één uur) niet nodig in een vroeg stadium.
Door: Redactie Nationale Zorggids