Onderzoekers van Maastricht UMC+ hebben een methode ontdekt om een bepaalde groep dikkedarmkankerpatiënten te identificeren die een slechte prognose hebben. Door te screenen op een specifieke DNA-verandering kunnen patiënten worden geselecteerd die mogelijk baat hebben bij aanvullende chemotherapie. Het onderzoek onder leiding van Manon van Engeland, hoogleraar pathobiologie van kanker, werd recent gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Clinical Cancer Research, zo meldt Maastricht UMC+.
Jaarlijks komen er in Nederland meer dan 13.000 nieuwe gevallen van dikkedarmkanker bij en komen ruim 5.000 mensen te overlijden aan de gevolgen van de ziekte. Daarmee neemt dit type kanker plaats drie in op de ranglijst van meest voorkomende tumoren. Dikkedarmkanker kan worden onderverdeeld in vier stadia. Patiënten met stadium I dikkedarmkanker hebben een relatief grote vijfjarige overlevingskans van 95 procent, terwijl stadium IV gepaard gaat met uitzaaiingen en de vijfjarige overlevingskans reduceert tot slechts 9 procent.
Hoog risico
Patiënten die zich in stadium II bevinden krijgen allen dezelfde behandeling: een chirurgische ingreep. In deze groep zitten echter darmkankerpatiënten waarbij ook aanvullende chemotherapie effectief kan zijn. Zij behoren tot de ‘hoog risico’ groep en hebben een slechte prognose. Tot op heden is er echter geen goede methode voorhanden om die patiënten te identificeren. De onderzoekers van Maastricht UMC+ hebben gevonden dat een deel van deze patiënten een bepaalde epigenetische afwijking (een omkeerbare erfelijke verandering) hebben die kan voorspellen of ze een ‘hoog risico’ stadium II patiënt zijn.
Chemisch gemarkeerd
De genetische voorspeller waarover het gaat wordt CHFR methylering genoemd. Dat houdt in dat bepaalde genen in de tumorcellen als het ware gemarkeerd zijn met een chemisch vlaggetje. Onderzoekers kunnen bij stadium II dikkedarmkankerpatiënten bepalen of zij dergelijke gemarkeerde genen in het lichaam hebben. Zo ja, dan vallen zij in de categorie ‘verhoogd risico’ en kan een aanvullende chemotherapie zinvol zijn. “Dat vergroot namelijk de overlevingskans en zorgt ervoor dat patiënten die ook echt een aanvullende behandeling nodig hebben, die in de toekomst ook kunnen krijgen,” aldus Van Engeland.
© Nationale Zorggids