Binnen de Nederlandse jeugdhulpverlening komt het voor dat hulpverleners ouders onder druk zetten om 'vrijwillig' mee te werken. Soms worden kinderen hierbij ook uit huis geplaatst zonder tussenkomst van een rechter. Vanuit het perspectief van de hulpverlening is hier wat voor te zeggen, maar juridisch gezien zijn er veel zorgen over dit fenomeen dat ‘drang’ wordt genoemd. Denise Verkroost onderzocht het juridische schemergebied waarbinnen drang bestaat. De promotie vindt donderdag plaats. Dat meldt universiteit Leiden.
In de Nederlandse wet zijn alleen het vrijwillige en het gedwongen kader van jeugdhulpverlening geregeld. Maar soms worden ouders onder druk gezet om 'vrijwillig' hulp te accepteren. Deze hulp zit tussen vrijwillig en dwang in, en wordt in de hulpverlening 'drang' genoemd. Verkroost: 'Deze drang is niet bij wet geregeld, en daardoor is het niet duidelijk wat de rechten van de betrokken ouders en kinderen zijn.' Ook is het voor beroepskrachten niet duidelijk wat zij wel en niet mogen doen.
Voor haar proefschrift onderzocht Verkroost de rechtshistorie van de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming in Nederland en het internationale mensen- en kinderrechtenkader. Ook heeft zij beschikbare bronnen over het drangkader uitgebreid bestudeerd en heeft zij onderzoek gedaan naar drang in de praktijk.
Wetgeving ontbreekt
Doordat wetgeving ontbreekt, is het voor ouders onduidelijk hoe zij een onafhankelijke partij naar hun situatie kunnen laten kijken. Verkroost: 'Bij het gedwongen kader komt er duidelijk een rechter aan te pas. Maar bij het drangkader is dat niet het geval.'
In de praktijk lijkt de hulpverlening in een ‘vrijwillig’ drangtraject op die bij een gedwongen ondertoezichtstelling. Ook zijn er bij drangtrajecten kinderen uit huis geplaatst zonder dat er een rechter aan te pas is gekomen, tegen de wil van de ouders. Hierover zijn grote zorgen, stelt Verkroost. 'Deze drang lijkt op dwang, maar dan zonder de rechtswaarborgen.'
Bij drang worden ouders, vaak met de beste bedoelingen, onder druk gezet om aanwijzingen van hulpverleners op te volgen. Als ouders niet meewerken, kunnen er vervolgstappen worden ondernomen, wat kan leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel. Ook werden kinderen soms uit huis geplaatst op basis van afspraken of juist het niet nakomen van deze afspraken door ouders. Verkroost: 'Ouders werden daarbij verteld dat als zij niet zouden meewerken, er een onderzoek zou komen door de Raad van de Kinderbescherming.' Dit onderzoek kan leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel. Ouders zijn angstig voor deze gang naar de kinderrechter, terwijl zij daarbij eigenlijk een veel betere rechtspositie hebben.
Addertje onder het gras
Als ouders het niet eens zijn met de afspraken of hulpverlening, kan het voor hen moeilijk zijn om zich te verzetten, zo ziet Verkroost. Dat heeft volgens haar te maken met de afhankelijkheidspositie van ouders. 'De hulpverleners hebben altijd de mogelijkheid om op te schalen. Ik vraag me sterk af of je als ouder toestemming kan geven voor hulp, als er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie met de hulpverleners.'
Door: Nationale Zorggids