De Jonge past woonplaatsbeginsel aan om problemen jeugdzorg

Welke gemeente moet jongeren met problemen helpen? Dat is de gemeente waar een jongere woont, maar de uitleg daarvan zorgt voor zo veel problemen dat minister De Jonge van Volksgezondheid het woonplaatsbeginsel aanpast. Dit meldt de Tweede Kamer.

Woonplaatsbeginsel zorgt voor problemen

Het bestaande woonplaatsbeginsel levert problemen op voor aanbieders van jeugdzorg, gemeenten en jeugdigen en gezinnen. Het is onduidelijk en sluit niet goed aan bij doelstellingen van de Jeugdwet. Zo staat het huidige beginsel het snel leveren van jeugdhulp soms in de weg, omdat onduidelijk is welke gemeente betaalt. Ook zorgt het voor onnodige uitvoeringslasten en procedures bij betalingen. Gemeenten krijgen bovendien onvoldoende prikkels om te investeren in preventie en het bieden van hulp in de buurt van de jongere.

Basisregistratie

Bij het bepalen van de woonplaats wordt gekeken naar wie het gezag heeft over een jongere. En dat blijkt in de praktijk niet altijd eenvoudig vast te stellen. Daarom wordt voortaan uitgegaan van de woonplaats van een jongere in de Basisregistratie Personen (BRP). Zo voorkomen we dat gemeenten kosten op elkaar afwentelen, hopen Wörsdörfer (VVD) en Peters (CDA).

De minister ging ervan uit de BRP alle benodigde gegevens geautomatiseerd zou kunnen leveren. Maar Agema (PVV) wijst erop dat dit niet zo blijkt te zijn. In de BRP wordt bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen een woonadres en het adres van een zorginstelling, zeggen Westerveld (GroenLinks) en Hijink (SP). Zorgt dat niet voor problemen?

Bij het vaststellen van welke gemeente de rekening betaalt, gaat het om het oorspronkelijke woonadres en niet om het adres van een zorginstelling, legt de minister uit. Gemeenten hebben bij het bepalen van dit woonadres een informatieplicht, een onderzoeksplicht én een betaalplicht.

Coördinatie en bureaucratie in de jeugdzorg

Bijna 30 procent van het budget voor jeugdzorg gaat op aan coördinatiekosten. En dat geld kan niet worden gebruikt om jongeren te helpen. Hijink (SP) en Agema (PVV) wijten de ontstane bureaucratie aan de in hun ogen onzorgvuldige manier waarop de jeugdzorg is gedecentraliseerd naar de gemeenten.

Het wetsvoorstel van de minister is een stap in de goede richting bij het terugbrengen van de bureaucratie, zo verwacht Peters (CDA). Ook minister De Jonge denkt dat veel administratieve rompslomp verdwijnt. Op langere termijn wil hij het stelsel versimpelen, zodat de coördinatiekosten dalen.

Continuïteit in zorg aan jongeren met psychische problemen

Jongeren met psychische problemen hebben behoefte aan stabiliteit. Daarom moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat ze steeds nieuwe hulpverleners krijgen of moeten verhuizen van de ene naar de andere instelling, betogen Westerveld (GroenLinks) en Wörsdörfer (VVD).

Het wetsvoorstel zorgt voor meer rust in de financiering, verwacht de minister. Hij denkt dat dit de continuïteit van de zorg verbetert.

De Kamer stemt op 28 januari over het wetsvoorstel en de tijdens het debat ingediende moties.