(Novum) - De kans is klein dat de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten op korte termijn beter en goedkoper wordt. Het tegenovergestelde is eerder het geval: het wordt juist duurder voor gemeenten. Dat schrijven de rekenkamers van de vier grote steden (G4) Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer.
De vier grote steden hebben de afgelopen twee jaar in kleiner verband kunnen experimenteren met de nieuwe manier van werken. "In alle G4-gemeenten zijn risico's gesignaleerd die het onzeker maken of de besparingen en verbeteringen binnen de jeugdzorg op korte termijn worden gerealiseerd", constateren de rekenkamers. "Zo vergt het een aantal jaren voordat de verhoogde inzet op preventie en het stimuleren van eigen kracht kan resulteren in een afname van de zorgvraag."
Op korte termijn is het tegenovergestelde zelfs het geval. Doordat wordt ingezet op 'het zo vroeg mogelijk signaleren van jeugdigen met problemen' kan de vraag naar zorg groeien, en 'daarmee extra kosten voor gemeenten' veroorzaken. Bovendien, zo constateren de rekenkamers, moet er ook fors worden geïnvesteerd in het opzetten van het lokale zorgaanbod en ict-systemen.
De vier rekenkamers pleiten er daarom voor de nieuwe jeugdwet niet na vijf jaar, maar na twee jaar te evalueren. Daarvoor is het volgens de rekenmeesters wel vereist dat landelijke afspraken worden gemaakt over de manier waarop gemeenten de vraag naar zorg registreren. "In de G4-gemeenten is de juistheid, volledigheid en kwaliteit van de gegevens in de eigen registratiesystemen nog niet op orde."
De gemeenten zijn vanaf 1 januari verantwoordelijk voor alle jeugdzorg. Met de overheveling van de taken krijgen de gemeenten gezamenlijk de beschikking over zo'n vier miljard euro. De gemeenten hebben daarbij de opdracht in 2015 120 miljoen euro te besparen. Dat bedrag moet in 2017 zijn opgelopen tot 450 miljoen euro. Gemeenten moeten bijvoorbeeld meer inzetten op preventie.