Onderzoekers van het Radboudumc hebben samen met internationale collega’s bij twintig patiënten een nieuw syndroom ontdekt dat gekenmerkt wordt door verstandelijke beperking en ernstige hersenafwijkingen. Ze vonden niet alleen het onderliggende gen, maar ontrafelden ook het mechanisme. Mutaties in het gen blijken grote invloed op onderliggende genen en eiwitten te hebben. Dat meldt het Radboudumc.
Nieuwe technieken om genen in kaart te brengen geven steeds beter inzicht in de oorzaken van genetische ziekten. Het onderliggende mechanisme blijft echter vaak onopgehelderd. Onderzoekers van het Radboudumc hebben met internationale collega’s een nieuw syndroom omschreven dat veroorzaakt wordt door zogeheten de novo mutaties in het SON gen. Een de novo mutatie is een genetische verandering die niet bij vader of moeder voorkomt maar wel bij hun kind. Deze mutaties ontstaan in de eicel of zaadcel van de ouders en worden zo doorgegeven aan het kind. Ook kunnen ze tijdens de hele vroege ontwikkeling van het embryo ontstaan. SON blijkt te fungeren als een soort opperregelaar. Doordat dit gen ontregeld wordt, worden vele onderliggende genen niet goed afgelezen. Met ernstige hersenafwijkingen, verstandelijke beperking, epilepsie, problemen met het zicht en spierafwijkingen als gevolg.
Onderzoeker Lisenka Vissers van de afdeling Genetica onderzocht met collega’s twintig patiënten met milde tot ernstige verstandelijke beperkingen. Allen hadden ze een de novo mutatie in het SON gen die ervoor zorgen dat het gen zijn functie deels verliest. Om het effect van beschadiging van het gen te onderzoeken, brachten de onderzoekers mutaties aan in het SON gen bij embryo’s van zebravissen. Als gevolg van de mutatie, kregen de vissen oogafwijkingen, verkleinde hersenen, verkorte staarten en lichaamsvervormingen.
SON heeft een belangrijke functie in mensen en zebravissen omdat het onder andere de RNA-splicing van vele andere genen regelt. Normaal gesproken wordt DNA afgelezen, waarna er pre mRNA ontstaat. Dit pre mRNA bevat zowel niet-coderende delen als coderende delen. Die niet-coderende delen moeten eruit geknipt worden, waarna de coderende delen aan elkaar geplakt worden. Dit geavanceerde knip- en plakwerk heet RNA-splicing. Het resultaat is mRNA dat in de cel wordt afgelezen, waarna er eiwitten ontstaan.
“Door onze bevindingen konden we de twintig patiënten een diagnose geven voor hun aandoening. Daarnaast weten zij nu dat er wereldwijd meerdere kinderen zijn met hetzelfde ziektebeeld, en kunnen ze onderling contact leggen en ervaringen uitwisselen”, zegt Vissers.
Door: Redactie Nationale Zorggids