Apotheken verstrekten vorig jaar aan bijna 10 miljoen mensen een geneesmiddel dat onder het preferentiebeleid van zorgverzekeraar viel. 3,9 miljoen van hen kregen een ander, niet-preferent middel verstrekt vanwege logistieke noodzaak. Dit meldt Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK).
Verzekeraars wijzen binnen hun voorkeursbeleid veelal één leverancier van een werkzame stof aan als preferent. Bijna 10 miljoen van de 13 miljoen gebruikers van geneesmiddelen kregen vorig jaar ten minste één preferent geneesmiddel voorgeschreven. Dat middel wordt in principe vergoed, tenzij apothekers dit vanwege logistieke of medische noodzaak niet kunnen verstrekken.
Stijging niet-preferente uitgaven
Volgens een analyse van SFK volgden CZ, Menzis, VGZ, ENO en Zorg en Zekerheid de afgelopen jaren continu preferentiebeleid en steeg het gezamenlijk aantal patiënten dat vanwege logistieke noodzaak een niet-preferent middel kreeg van 1,7 miljoen in 2022 naar 2,5 miljoen in 2023. Dat is een flinke stijging van 47 procent. Zorgverzekeraar Zilveren Kruis voert sinds 2023 alleen nog maar voorkeursbeleid en dus leggen apotheker zonder preferentiecontract sindsdien ook vast dat ze vanwege leveringsproblemen van preferente middelen bepaalde middelen verstrekten. Daardoor vond er vorig jaar een verdrievoudiging van niet-preferente uitgaven plaats.
ONVZ en DSW voeren sinds dit jaar ook een preferentiebeleid. In januari en februari moesten 1,3 miljoen mensen al met een niet-preferent middel naar huis vanwege logistieke noodzaak.
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky