Door het preferentiebeleid van zorgverzekeraars moeten verzekerden goed in de gaten houden welke medicatie zij meekrijgen bij de apotheek. Maar dat hoeft niet altijd, zegt Jan Stoelers. Hij stapte over van VGZ naar ONVZ, een verzekeraar die geen preferentiebeleid hanteert. Dat meldt Tubantia.
Volgens Stoelers kunnen verzekerden zelf beslissen over hun medicatiebeleid, als ze maar de juiste zorgverzekeraar of de juiste polis kiezen. In de overstapperiode letten mensen vaak alleen op de hoogte van de premie, of op de inhoud van de aanvullende verzekeringen. “Wat bijna niemand weet, is dat ze met het afsluiten van bepaalde polissen er ook voor kiezen dat de apotheek om de haverklap een ander middel voor dezelfde aandoening over de toonbank mag schuiven. Met alle nare gevolgen van dien”, aldus Stoelers.
Stoelers werd met het preferentiebeleid van VGZ geconfronteerd toen hij van een bepaald antibioticum plots een ander merk kreeg. Hij kreeg last van bijwerkingen en wilde zijn oude merk terug. Om dat te bewerkstelligen ging hij in discussie met de apotheker. Die zei echter dat hij slechts deed wat de zorgverzekeraar voorschreef. Zijn huisarts kon hem ook niet helpen, want de apotheker heeft daarin het finale woord. Stoelers diende een klacht in bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ), de Ombudsman en bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. De geschillencommissie was van mening dat VGZ wijzigingen in het voorkeursbeleid in de verzekeringsvoorwaarden had moeten zetten.
Volgens Stoelers hebben niet alleen verzekerden last van het preferentiebeleid, ook de huisartsen en apothekers ondervinden problemen. “Die beroepsgroepen houden het beleid indirect in stand door het contract dat ze hebben met de verzekeraars. Ze noemen het niet voor niets wurgcontracten. Als ze het niet tekenen, kunnen ze de winkel wel sluiten”, aldus Stoelers.
Door: Redactie Nationale Zorggids