Nederlandse ziekenhuizen volgen de landelijke richtlijn voor diagnose en behandeling van pijn bij kanker te weinig. Oncologen en anesthesiologen schieten vooral tekort in het structureel meten van pijn bij kankerpatiënten. Dit concludeert anesthesioloog Kees Besse van het Radboudumc in zijn onderzoek waarop hij op 29 april promoveert. Dit meldt het Radboud UMC.
Pijn is één van de meest voorkomende symptomen bij kanker. Matige tot ernstige pijn komt voor bij 30 tot 40 procent van de patiënten met kanker ten tijde van de diagnose en bij 70 tot 90 procent in een vergevorderd of terminaal stadium. Bij de helft van de patiënten met kanker wordt de pijn onvoldoende behandeld. Volgens de richtlijn is het nauwkeurig en systematisch meten van de pijn tijdens het hele ziekteverloop hoeksteen van een goede pijnbestrijding. De richtlijn geeft onder andere aanbevelingen voor het uitvragen en registreren van pijn. Deze worden echter niet gevolgd in de vier ziekenhuizen waar Besse zijn onderzoek uitvoerde. Uit de statussen van patiënten van de oncologische poli’s van de deelnemende ziekenhuizen bleek dat nergens een gestandaardiseerde schaal voor pijnmeting wordt gebruikt.
Drie van de vier anesthesiologen maken bij het eerste consult gebruik van een pijnschaal. Bij gevorderde kanker doet slechts één op de vier anesthesiologen dit nog. Dat anesthesiologen de richtlijnen voor pijnmeting onvoldoende opvolgen komt volgens Besse doordat zij veel meer gericht zijn op het bestrijden van pijn dan op het meten daarvan. Op het gebied van medicatie wordt de richtlijn namelijk wel goed gevolgd. Voorheen waren anesthesiologen geneigd om zware pijnstillers alleen te gebruiken in de laatste levensfase. In de eerdere fasen van de ziekte werden vooral zwakkere pijnstillers toegediend. De richtlijn schrijft voor om sneller over te stappen op de zwaardere pijnstillers als de patiënt zelf aangeeft dat de zwakkere middelen niet werken.
© Nationale Zorggids