Borstkankerpatiënten van Marokkaanse of Turkse komaf worden door doktoren veel minder vaak doorverwezen voor erfelijkheidsonderzoek dan patiënten met een andere achtergrond. Dat terwijl deze patiënten net zoveel aanleg kunnen hebben om deze ziekte door te geven aan een familielid. Margreet Ausems van het UMC Utrecht onderzocht 447 dossiers van borstkankerpatiënten. 48 procent van de jonge Marokkaanse of Turkse patiënten neemt deel aan erfelijkheidsonderzoek, terwijl dat bij de overige vrouwelijke patiënten 80 procent is. Dat meldt NRC.
Ausems keek specifiek naar patiënten met een leeftijd onder de veertig jaar. Zij komen altijd in aanmerking voor erfelijkheidsonderzoek. Klinisch genetici gaven aan het idee te hebben veel minder allochtone vrouwen te testen op borstkankergenen. “We wilden dit nagaan onder de grootste groep niet-westerse allochtonen in Nederland, de Turkse en Marokkaanse borstkankerpatiënten. Ons idee bleek te kloppen. Blijkbaar worden Turkse en Marokkaanse borstkankerpatiënten, ook al zijn ze jonger dan veertig, door hun artsen veel minder vaak gevraagd om deel te nemen aan erfelijkheidsonderzoek”, zegt de onderzoekster.
Een eventuele verklaring voor het uitblijven van verwijzingen kan de taalbarrière zijn. Chirurgen moet patiënten uitleggen wat de ziekte inhoudt, wat de gevolgen ervan zijn en welke behandelingen mogelijk zijn. Ook moeten ze een patiënt, wanneer deze onder de veertig jaar is, doorverwijzen voor een erfelijkheidsonderzoek. Maar dat lijken artsen bij de jonge Turkse en Marokkaanse patiënten regelmatig te vergeten. “Een deel van deze patiënten is laaggeletterd, laagopgeleid of spreekt niet goed Nederlands. Het is dan voor de arts al erg lastig goed uit te leggen wat de ziekte en behandelingen inhouden”, aldus Ausems.
Erfelijkheidsonderzoek is belangrijk om borstkanker te voorkomen. Zo kunnen familieleden die drager zijn kiezen voor preventieve borstverwijdering en kan er preventieve verwijdering van de eierstokken plaatsvinden.
©Nationale Zorggids