Het aantal oudere werkenden is in de periode 2003-2016 bijna verdubbeld. Er zijn meer 55-plussers dan toen, en mensen in deze groep hebben vaker betaald werk. Dat meldt het CBS op grond van een analyse van cijfers over werkende 55-plussers.
De ontwikkeling is voor een deel toe te schrijven aan de samenstelling van de bevolking. In 2003 waren er 3 miljoen mensen tussen de 55 en 75 jaar, in 2016 waren dat er 4,0 miljoen. Daarnaast groeide het percentage mensen in deze leeftijdsgroep met betaald werk, oftewel de netto-arbeidsparticipatie. Tussen 2003 en 2016 nam die toe van 27,2 naar 39,7 procent.
De AOW-leeftijd lag in 2016 op 65 jaar en 6 maanden. De groep 55- tot 65- jarigen verschilt nogal van de groep boven die leeftijd (65 tot 75 jaar). Van de jongste groep had bijna twee derde betaald werk; het merendeel als werknemer. Mannen werkten vaak voltijds. Van de oudste groep werkte een op de tien, veelal als zelfstandige of als werknemer met een flexibel dienstverband. Zowel mannen als vrouwen in deze leeftijdsgroep werkten voor een groot deel in deeltijd.
Van de 8,4 miljoen 15- tot 75-jarigen met een betaalde baan is 19 procent 55-plusser. In 2003 was dit nog 11 procent. In aantallen gaat het om bijna 1,6 miljoen personen tegen ruim 800.000 13 jaar geleden. Van alle beroepsgroepen is die van bibliothecarissen en conservatoren het meest vergrijsd. In 2016 was de helft 55-plusser. Ook onder buschauffeurs en trambestuurders naderde het aandeel de 50 procent. Het minst vergrijsd zijn militairen en bakkers, waar respectievelijk 4 en 5 procent 55 jaar of ouder is.
Door: Redactie Nationale Zorggids