Ondanks dat het wettelijk verplicht is, betrekken gemeenten hun inwoners nauwelijks bij de uitvoering van de Participatiewet en de Jeugdwet. Onderzoekers van het onderzoekscentrum van de Universiteit Twente en Universiteit Utrecht stellen vast dat de gemeenten bovendien niets lijken te doen aan het draagvlak in het sociaal domein. Dat meldt Binnenlands Bestuur.
In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet en de Participatiewet staat vastgelegd dat inwoners betrokken dienen te worden bij de uitvoering van deze gemeentelijke taken. De onderzoeker zien enkele grote verbeterpunten. Zo dienen inwoners, cliënten en hun vertegenwoordigers de mogelijkheid te krijgen om beleidsvoorstellen te doen. En de wijze waarop zij adviseren, gevraagd of ongevraagd, over beleidsvoorstellen moet ook worden vastgelegd.
“Enerzijds moeten gemeenten vastleggen dat zij ingezetenen, cliënten en hun vertegenwoordigers betrekken bij de uitvoering van de 3D’s (decentralisaties, red.), anderzijds genieten gemeenten keuzevrijheid in hoe zij dit zullen gaan doen”, zegt onderzoeker Jeffrey Rouwenhorst.
De onderzoekers zien met name in de Participatiewet en de Jeugdwet dat de inspraak zeer beperkt is. Zo hebben inwoners bij 44 procent van de 260 onderzochte gemeenten slechte beperkte of geen inspraak. Bij inspraakorganen voor de Participatiewet ligt dat nog een procent hoger. In de Wmo is het beter geregeld, daar hebben inwoners en cliënten van 95 procent van de gemeenten bevoegdheden. Desalniettemin wordt er onvoldoende voldaan aan de voorgeschreven regels in het sociaal domein.
Door: Redactie Nationale Zorggids