De voordelen van een rolstoelwiel met hulpaandrijving zijn evident, maar wegen niet altijd op tegen de nadelen. Het gewicht van de constructie kan een fysieke belasting betekenen voor een bepaalde groep rolstoelgebruikers, blijkt uit onderzoek van Roessingh Research and Development (RRD) en de Universiteit Twente.
Bewegingswetenschapper Marieke Kloosterman heeft onderzoek gedaan naar de effecten van de WheelDrive, een rolstoelwiel met elektrische ondersteuning. De rolstoel moet, net als een E-bike, de gebruiker ontlasten door middel van een hulpmotor. Veel mensen met een rolstoel hebben last van een overbelasting van de schouder en ander fysiek ongemak. Ook hebben ze niet altijd de kracht om zelfstandig de rolstoel voort te bewegen. Ondersteuning met hulpaandrijving kan dan uitkomst bieden.
Kloosterman testte het prototype van de WheelDrive onder zowel gezonde proefpersonen als ervaren rolstoelgebruikers. Daaruit kwam naar voren dat het schoudergewricht minder belast wordt dankzij de hulpaandrijving. Het rijden met krachtondersteuning werd door de testpersonen als lichter ervaren dan gewoon rolstoel rijden. Daarentegen bleek het energieverbruik niet significant lager te zijn. Met andere woorden: de rolstoelers verrichten in beide situaties (met en zonder hulpaandrijving) evenveel inspanning. Op basis van deze uitkomst heeft de WheelDrive nu extra vermogen gekregen. Het onderzoek toonde ook een ander nadeel van de E-rolstoel aan: het gewicht.
De constructie weegt door de hulpaandrijving 10 kilo per wiel meer dan een gewone rolstoel. Dat maakt bijvoorbeeld een zelfstandig transfer met de auto of reizen met het openbaar vervoer lastig. Onderzoeker Marieke Kloosterman concludeert dat bepaalde groepen zeker baat hebben bij een rolstoel met hulpmotor. “Vooral mensen met schouderklachten en een progressieve aandoening, zoals MS. Zij kunnen makkelijker afstanden afleggen en krijgen daardoor hun zelfstandigheid voor een deel terug. Maar de constructie zou lichter moeten worden om voor een grotere doelgroep aantrekkelijk te zijn.”
© Nationale Zorggids