Mensen met dementie hebben in de periode voor en na de diagnose meer contact met hun huisarts dan een vergelijkbare groep zonder dementie. Zij komen vaker met klachten zoals depressie, schaafwonden, schrammen en blaren of geheugen-, concentratie- en oriëntatiestoornissen. Ook hun partners komen geregeld bij de huisarts, vooral in het jaar na de diagnose. Dit blijkt uit een publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde gebaseerd op onderzoek van het NIVEL.
In Nederland hebben ongeveer een kwart miljoen mensen dementie. Naar verwachting zal dit door de vergrijzing toenemen tot een half miljoen in 2040. Dementie wordt meestal vastgesteld na een periode van subtiele signalen zoals moeilijker bewegen, vergeetachtigheid en gedragsveranderingen. Twee van de drie mensen met dementie woont thuis, waardoor hun partner meestal de eerste is die deze symptomen opmerkt en het grootste deel van de zorg op zich neemt. Die zorg is voor partners vaak zwaar, waardoor dit bij hen ook tot meer of nieuwe gezondheidsproblemen kan leiden.
Uit onderzoek met gegevens uit de NIVEL Zorgregistraties eerste lijn blijkt dat mensen met dementie met name in de twee jaar voor de diagnose en in het jaar daarna vaker contact hebben met de huisarts. Gemiddeld hebben zij 21,5 contacten met de huisarts en mensen zonder dementie 17,4. In dezelfde periode hebben hun partners gemiddeld 18,4 en partners van referentiepatiënten 15 huisartscontacten. 'De contacten van de partners zijn vaak gerelateerd aan de ziekte van hun demente partner', stelt NIVEL-onderzoeker Patriek Mistiaen. 'Het is van belang dat huisartsen attent zijn op klachtenpatronen die mogelijk op dementie wijzen, en ook dat er voor en na diagnose goed op de mantelzorgers wordt gelet.'
© Nationale Zorggids