Sinds 1 april 2017 kunnen alle zwangere vrouwen die Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) laten doen. Eén jaar na de invoering heeft zo’n 42 procent van de zwangere vrouwen de test gedaan om eventuele afwijkingen bij het ongeboren kind op te sporen. Bij 0,3 procent vond men een aanwijzing voor het syndroom van Down. En in 0,1 procent van de gevallen zijn aanwijzingen gevonden voor het edwardssyndroom en 0,1 procent voor het patausyndroom. De Nederlandse test blijkt bovendien nauwkeuriger dan voorheen werd aangenomen. Dat meldt NIPT Consortium.
In totaal lieten ongeveer 73.000 vrouwen de NIPT uitvoeren. Voorheen kwamen vrouwen met name langs voor een combinatietest (34 procent), maar de afgelopen tijd deed slechts 3 procent dit. Vrouwen met een verhoogd risico op één van de syndromen lieten ook een vlokkentest of vruchtwaterpunctie doen, omdat de NIPT afwijkende resultaten kan geven. Toch blijkt volgens het NIPT Consortium dat de NIPT vaker klopt dan verwacht.
78 procent van de vrouwen die voor de NIPT koos, liet zich ook testen op nevenbevindingen. Dat zijn zeldzame, ernstige chromosomale afwijkingen bij het ongeboren kind, of afwijkingen van de moederkoek. Bij 0,4 procent van de vrouwen kwam daaruit iets naar voren. Ook zij moesten vervolgens een vlokkentest of vruchtwaterpunctie ondergaan om de afwijking te verifiëren.
Acht academische ziekenhuizen voeren sinds 1 april 2017 de NIPT uit. Vrouwen die zich hiervoor aanmelden betalen er 175 euro voor.
Door: Redactie Nationale Zorggids