Lobke Bastings stelt in haar promotieonderzoek dat in 2011 minder dan tien procent van de betreffende vrouwen daadwerkelijk is doorverwezen naar een specialist om over de mogelijkheden om hun vruchtbaarheid te behouden te praten. Voor meisjes ligt dat percentage zelfs nog een stuk lager. Bastings: 'Dat is veel te weinig. Door eicellen, eierstokweefsel of embryo's in te vriezen of de eierstok buiten het bestralingsgebied te verplaatsen, kunnen veel vrouwen na behandeling toch kinderen krijgen.'

 

Het aantal doorverwijzingen zou tussen de 70 en 80 procent moeten liggen, zo schrijft Bastings in haar promotieonderzoek. 'Vrouwen krijgen gemiddeld rond hun 29ste kinderen. Logischerwijs is meer dan een op de tien vrouwen onder de 40 geïnteresseerd in vruchtbaarheid. In Nederland gaat het om 1600 tot 1900 meisjes en vrouwen per jaar. Naar verwachting kiest de helft van hen vervolgens ook daadwerkelijk voor een van de beschikbare technieken.' 

 

In veel richtlijnen is het advies opgenomen om vrouwen onder de veertig jaar nadrukkelijk op de mogelijkheden om hun vruchtbaarheid te sparen te wijzen. Zijn ze geïnteresseerd, dan kunnen over alle aspecten ervan in gesprek met een gynaecoloog. Waarom de specialisten niet doorverwijzen weet Bastings niet zeker. 'Waarschijnlijk speelt de gevoeligheid van het onderwerp een rol. Juist kort na een diagnose is het voor oncologen moeilijk nog zo'n lastig onderwerp te bespreken.' Volgens René Verheijen, hoogleraar gynaecologische oncologie aan het UMC Utrecht, is het niet doorverwijzen geen onwil. 'Er bestaat simpelweg te weinig kennis bij medisch specialisten.'

 

© Nationale Zorggids