Na aftrek van administratie en overige randzaken houden jeugdzorgmedewerkers gemiddeld niet meer dan 19 minuten per week per cliënt over. FNV Jeugdzorg verzamelde gegevens hierover en concludeert dat de arbeidsmarktproblemen in de sector veel groter zijn dan gedacht. Dit meldt FNV.
Medewerkers in de jeugdzorg werken structureel over, omdat ze tijdens hun reguliere uren te weinig tijd kunnen besteden aan datgene waar het om draait: de kinderen. Ze willen kinderen niet in de steek laten en voorkomen dat er ongelukken ontstaan. “Nu hebben we voor het eerst daadwerkelijk kunnen berekenen hoeveel tijd er gemiddeld beschikbaar is voor daadwerkelijke hulp aan kinderen. En dan schrik je je kapot. Deze situatie is zowel voor medewerkers als gezinnen alle grenzen over en onverantwoord”, aldus bestuurder FNV Jeugdzorg Maaike van der Aar.
Rekenmodel
Vorig jaar is er voor het eerst een cao-afspraak gemaakt om een rekenmodel te ontwikkelen die de werkzaamheden moeten laten passen in de persoonlijk inzetbare uren van een medewerker. Het is de bedoeling om de werkdruk terug te dringen met een systeem dat de beschikbare uren verdeelt over de tijd die jeugdzorgmedewerkers besteden aan kerntaken als cliëntencontact en overige werkzaamheden als scholing, inwerken en hersteltijd. Al deze werkzaamheden moeten passen binnen de tijd die een professional heeft.
Symptoombestrijding
Uit de nieuwe werklastberekening blijkt echter dat jeugdzorgverleners bar weinig tijd te besteden hebben aan cliënten. FNV verwacht echter niet dat er op de korte termijn verbetering komt, ook niet met de Hervormingsagenda Jeugd. “Het kabinet kiest er keer op keer voor om symptomen te bestrijden en niet de problemen bij de wortel aan te pakken.” Jeugdzorgprofessionals verdienen aantrekkelijkere arbeidsomstandigheden en werkgevers. Het is daarvoor nodig om de administratieve processen te uniformeren en het tijdschrijven af te schaffen. Medewerkers zouden niet meer uren hoeven maken dan waarvoor ze zijn aangenomen en betaald krijgen. “Medewerkers zijn moe en hebben er ongelofelijk veel last van dat ze eigenlijk niet meer kunnen doen wat nodig is.”
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky