In de meeste Nederlandse buurten komt jeugdcriminaliteit niet of nauwelijks voor, wijst onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uit. Een kwart heeft plaats in 1 procent van de buurten, en 64 procent in 10 procent van de buurten. Vooral buurten in grote steden kampen met jeugdcriminaliteit, maar in de 1 procent waar relatief de meeste jonge verdachten wonen, zitten ook niet-stedelijke buurten. Volgens het WODC zou beleid tegen jeugdcriminaliteit gebieden tekortdoen als het alleen gericht wordt op grote steden.
Het WODC deed onderzoek naar door de politie geregistreerde jeugdcriminaliteit in heel Nederland tussen 2016 en 2019. Criminaliteit onder jongeren is in de afgelopen tien jaar afgenomen, maar niet overal even sterk.
Sociaal minimum en migratieachtergrond
In buurten met veel horeca, uitgaansgelegenheden en winkels, is vaak meer jeugdcriminaliteit. Jonge verdachten wonen vaker in buurten waar meer jonge mannen, huishoudens die onder het sociaal minimum leven en mensen met een migratieachtergrond wonen. In 10 procent van de buurten woont de helft van de plegers. Maar volgens het WODC zijn de individuele kenmerken van verdachten meer van invloed op het plegen van delicten dan de kenmerken van de buurten waarin zij wonen.
In sommige buurten worden bepaalde delicten vaker gepleegd. Wapens- en drugsdelicten concentreren zich bijvoorbeeld duidelijk in een beperkt aantal buurten, maar vermogens- en geweldsdelicten vinden op meer plekken plaats.
Door: ANP